woensdag 30 september 2020

382: Parfondeval, Maandag 11 juli 2016, 30,072 km. (7783,766 km.)

“Vandaag begonnen we aan onze tweede wandelweek op weg naar de stad Reims. De dag begon dan ook met een ontbijt in de eetzaal van de Chambre d’Hôtes Le Chrétien, alwaar we het volgende kregen geserveerd: brood, confituur, kaas, yoghurt, cake, fruitsap en koffie. Wellicht heel wat producten van eigen makelij. Even later, na het inpakken van het materiaal konden we opnieuw op pad, een volgende etappe tegemoet. Het was dan ook omstreeks 08:30 uur toen we de kleine dorpskern van Parfondeval verlieten en wandelden langsheen de St.-Medardkerk. Hier konden we wel even het gebouw bekijken, uitzonderlijk stonden we eens niet voor een gesloten kerkdeur. Na dit korte bezoek, ging het naast de kerk via de Rue Principale, de D520 linksaf in de richting van Grandrieux. Amper op weg kwamen we doorheen het kleine gehucht ‘La garde de Dieu’. Of daar meer dan tien huizen stonden, dat is nog niet zo zeker. We kruisten er de D977 en kwamen opnieuw terecht op de Rue Principale. Een paar bochten later bereikten we het dorpje Grandrieux. Het grensbord met de vermelding ‘Voisins Vigilants’, deed even denken aan de voorbije dagen, waarbij ontelbare honden langsheen de wegen, elke beweging beantwoordden met geblaf. Zouden dat de buren zijn? De kleine kerk van Grandrieux dienden we niet eens te bezoeken, we stonden immers voor een gesloten toegangshek ter hoogte van het kerkhofje. Dan maar verder de D520 gevolgd naar de volgende halte, Mainbresson.

De dorpskern van Grandrieux voorbij, bereikten we opnieuw de open ruimte. Uitgestrekte weiden, met hier en daar een kleine vijver, met in de nabijheid een boerderij. Bomen als afbakening met daaronder ontelbare grazende koeien. We verlieten stilaan het Département de l’Aisne en zouden spoedig het Département des Ardennes betreden. Toen we vervolgens het riviertje La Serre kruisten en we het plaatsnaambord van Mainbresson voorbij stapten, overschreden we dan ook de scheiding tussen de departementen. We bevonden ons in de Rue Maurice Martin en volgden nu over korte afstand de D14. Eigenlijk het verlengde van de D520, doch met een nieuwe nummering wegens het overschrijden van de departementale grens. De D14 draaide naar links, richting Mainbressy, doch wij hielden rechts, de tekens van een GR-pad volgend en verlieten bijgevolg het asfalt teneinde een keienpad op te gaan, de Rue Vital Canon. Uiteindelijk maakte ook dit verharde pad een bocht naar rechts, alwaar we ditmaal rechtdoor onze weg vervolgden en een graspad begonnen te bewandelen. Het gras bleek recent te zijn gemaaid, waardoor het nogal gemakkelijk te bewandelen was. Voorlopig dienden we onze route te volgen onder een weliswaar grijze en bewolkte hemel. De zon liet het voorlopig even afweten.

We kregen een tamelijk flinke beklimming te verwerken via dit graspad, maar eenmaal op het hoogste punt, wordt men beloond met een schitterend panorama. Het pad maakte op de top van de heuvel een haakse bocht naar links en konden we langzaam afdalen naar de lager gelegen D978, de Rue Haute, in de onmiddellijke nabijheid van de dorpskern van Mainbressy. We kruisten de D978 en wandelden aan de overzijde de Rue des Chiens in, richting kerkje van Mainbressy, dat we links in de bocht konden bemerken. Ter hoogte van deze splitsing zouden we echter rechts dienen te volgen via de Rue du Faubourg. Vermits we echter reeds een tijdje op zoek waren naar een winkel voor de aankoop van dranken, tot nog toe zonder enig resultaat, wandelden we even het dorpje door, op zoek naar een bereidwillige bewoner, alwaar we eventueel zouden kunnen overgaan tot de aankoop van water. We stapten dan ook doorheen de links gelegen Rue du Faubourg, linksaf in de Rue Basse en vervolgens opnieuw linksaf in de Rue Haute. Het hoekje om dus, met als gevolg dat een bejaarde dame ons toch een tweetal flessen mineraalwater kon verschaffen aan een democratische prijs. Terug op het kruispunt van de D978 en de Rue des Chiens, konden we omstreeks 11:05 uur, na een flinke slok, terug op pad. Ditmaal rechtsaf in de Rue du Faubourg.

Na de Rue du Faubourg ging het, nog steeds de rood-witte markeringen van een GR-route volgend Le Petit Sart in naar links. Het zowat 2 km lange smalle wegje, veranderde even later in Le Chemin de Maimbressy. Tussen de velden slingerde de weg zich naar het kruispunt met de D36. Hier zouden we rechtdoor aanhouden en aan de overzijde verder wandelen via de D136B, doch even ons wandelplan nader bekeken, werd besloten eerst te zorgen voor bevoorrading en dat via een ommetje naar het links van ons gelegen dorp Rocquigny, zowat 2 km verderop. Meteen dus extra 4 km op de teller. We begonnen dan ook aan het bewandelen van de smalle kronkelende Le Chemin de Maimbressy, om zowat 2 km verder de Rue des Bas Prés te bereiken, de toegang tot de dorpskom van Rocquigny. Op het einde ging het naar links en bereikten we de Place Jean Mermoz, ter hoogte van de kerk en de mairie, weliswaar beide gesloten. Links van het plein echter konden we even verpozen op het terras van bar Le Saint Christophe en er tevens overgaan tot de aankoop van drank. Gelet op het ondertussen reeds geworden middaguur, namen we vervolgens nog even een lunchpauze op het grasplein tegenover de Mairie, om nadien te beginnen aan de lange terugweg, richting kruispunt van de D36 en de D136B. Twee kilometer langsheen hetzelfde wegje dus.

Uiteindelijk bereikten we omstreeks 13:00 uur de plaats, waar we een uur voorheen waren aangekomen en konden we onze weg vervolgen via ditmaal de D136B, richting La Hardoye. Stilaan opnieuw aan hoogte winnend, wandelden we langsheen de D136B, alwaar we heel wat bijval verkregen van de paarden in de weiden. Toen we echter een deel van een koekje aanboden, werd dit gewoon genegeerd. Blijkbaar smaakte het malse gras beter, dan een stukje chocoladekoek. Dan maar verder op weg, ondanks deze mislukte poging. Heel wat bochten later, bereikten we de D337, de Rue du Pont du Château, alwaar we de D337 naar links kozen. Wat verderop, ter hoogte van de Place de la Liberté, verlieten we opnieuw de D337 en wandelden rechtsaf richting kerk van La Hardoye, via de Rue Jean Brosse. Weinige ogenblikken later konden we, via de Rue de Eglise, de église St. Urbain even bekijken van buitenaf, vermits een gesloten hek ons de toegang versperde. Onze klok wees aan dat het ondertussen kwart na twee in de namiddag was geworden. Het te volgen traject volgens onze wandelgids, zou nadien verder gaan via een pad naast de kerk, voorzien van GR-tekens. Vermits er echter onduidelijkheid was inzake de te volgen weg, aarzelden we even ter hoogte van het kerkgebouw. Een bewoner van het huis, tegenover de kerk, kwam ons echter te hulp. Bleek dat het oude pad niet meer volledig begaanbaar was en een eindje verderop gewoon eindigde tussen de velden. Volgens de man dienden we terug te keren tot het voorgaande kruispunt en daar gewoon naar rechts de Rue Haute te volgen. We zouden uiteindelijk het punt ontmoeten, waar het vroegere pad op de Rue Haute uitmondde.

We keerden dus op onze stappen terug in de Rue de l’Eglise, om vervolgens, ter hoogte van het punt waar we voorheen van links waren gekomen, nu rechts te houden en de Rue Haute te volgen. Zoals de naam al min of meer liet vermoeden, het ging inderdaad de hoogte in. De asfaltweg liet niets aan het toeval over en stilaan zagen we rechts de huizen verdwijnen in het dal. Nog altijd onder een bewolkte hemel, met af en toe wat zonneschijn, kregen we opnieuw schitterende vergezichten. Het glooiende landschap liet ook nu alweer uitgestrekte graanvelden zien, af en toe afgewisseld met weiland. Op een hoger punt van de weg gekomen, liet dit uiteraard toe, kilometers ver de omgeving te kunnen bekijken. Een opvallende aanwezige in het landschap, de enorme rollen hooi. Stilaan raakten we het asfalt van de kronkelende Rue Haute kwijt en kregen we een vervolg van de tocht op een weliswaar breed, nagenoeg recht grindpad. We wandelden dan ook voorbij een wandelpaal, waaruit we konden afleiden dat we de GR122 volgden en dat Chaumont-Porcien nog zowat 2,8 km verwijderd was. Maar meer nog, dat we ons bevonden op Les Crêtes Préardennaises. Bij het bereiken van het grindpad hadden we ditmaal het voordeel, het ging in dalende lijn richting Chaumont-Porcien. In de verte zagen we reeds een hoge zendmast verschijnen, het volgende richtpunt op onze wandelweg.

Opnieuw omgeven door prachtige dalen, met daarin grazende koeien, vorderden we gestaag tot aan de zendmast. Links van de weg enkele bewonderende blikken van een koe en een zogend kalf, in een opvallend donkere bruine kleur. Eenmaal de zendmast bereikt, omstreeks 15:25 uur, konden we het grind vaarwel zeggen en kregen opnieuw asfalt onder de schoenzolen. We nuttigden er ter plaatse dan ook zowat ons laatste brood, met nog een restje confituur van de ochtend en goten het laatste water naar binnen. Immers, op slechts een boogscheut van de volgende stopplaats, hoefden we niet langer zuinig te zijn. Terug op weg, draaide de weg voorbij de zendmast naar rechts en ging in sterk dalende zin, richting dorpskern. Vrijwel onmiddellijk zagen we links beneden de eerste huizen en vooral de kerk verschijnen. Na een haarspeldbocht naar links bereikten we de Rue de la Pisselotte, welke we volgden tot op het kruispunt met de D2, de Petite Rue. Aldaar ging het rechtsaf en meteen bereikten we het plein ter hoogte van de église Sainte-Croix. Een rustig plein, voorzien van een mooi oorlogsmonument en met in de nabijheid de plaatselijke Mairie. Tegenover de Mairie vonden we een geopend café, met enkele tafeltjes en stoeltjes in open lucht, koffiepauze dus. Het was ondertussen 15:55 uur geworden en in café Le Commerce, werd het nagenoeg een dubbele portie koffie. Dat hadden we ondertussen wel verdiend.

Stilaan de tijd uit het oog verliezend, dienden we nog vlug even, alvorens het sluitingsuur, de Mairie te bezoeken, teneinde een volgende stempel in het boekje te verkrijgen. Nadien konden we nog even terecht in een Boulangerie-Patisserie ernaast, voor de aanschaf van ditmaal een artisanale baguette en enkele sneden ham. Nadien werd het dan ook de hoogste tijd om verder te wandelen, we hadden nog een hele weg af te leggen, tot ons onderkomen voor de komende nacht. We verlieten dan ook het dorpsplein via de D14, de Rue de Reims, tiens, hoorden we daar plots een belletje rinkelen? Echter, vrijwel onmiddellijk volgden we een smal, sterk stijgend steegje ter hoogte van het huis nr. 2, de Ruelle la Ciré, naar de top van de nabijgelegen heuvel, alwaar zich de Chapelle Saint-Berthauld bevindt. Volgens een plaatselijke wegwijzer zelfs, Ermitage du Mont Saint Berthauld. Het was geen lachertje om de wandelkar naar boven te krijgen, maar uiteindelijk werden we even later beloond voor de geleverde moeite. We kregen er een pracht van een kapel te zien, ter ere van Berthauld, een voormalig kluizenaar die op de heuvel woonde. Na enkele foto’s te hebben genomen, daalden we naar rechts af, ditmaal via de Rue de l’Eglise, richting D202, eveneens Rue de Reims. Veilig beneden gekomen, volgden we de D202 naar rechts, tot aan het even verder gelegen kerkhof van Chaumont-Porcien.

Aldaar verlieten we de openbare weg en volgden we een veldweg, langsheen het rechts gelegen kerkhof. Het onverharde pad kronkelde ook hier tussen uitgestrekte akkers. We kruisten het riviertje Le Jarin en wandelden verder tot aan een kruispunt van veldwegen. Nog steeds in dezelfde richting verder stappend, begonnen we aan een lange beklimming naar het hoger gelegen bos, Le Bois des Indiens. Ook hier opnieuw veel hooirollen, klaar om te worden opgehaald. Het grindpad bleef maar aan hoogte winnen, tot we uiteindelijk een tweetal kilometer verder, het bos konden ingaan. Eenmaal in het bos, volgden we verder het kronkelende grindpad, af en toe nog wat aan hoogte winnend. We wisselden het grind voor een graspad en verlieten tot slot de boszone, om opnieuw tussen de velden aan te komen. Een eindje verderop verkregen we opnieuw grind te verwerken en meteen zagen we een eindeloze kronkelende veldweg, waarvan de hellingen elkaar opvolgden. Je zou voor minder even de moed verliezen. Alle zijwegen negerend, lukte het toch om de D114 te bereiken, ter hoogte van een grote boerderij. Enkele oude verroeste landbouwwerktuigen vormden hier het decor. Aan de overzijde van de weg, ging het nog steeds verder op een breed grindpad. Hier kwamen we terecht tussen enorme papavervelden, naar we enkele dagen later vernamen, geteeld onder streng toezicht van de overheid. De groene papaverknoppen, met daartussen ontelbare klaprozen, je kon je geen mooier onderwerp voor een schilderij voorstellen. In elk geval hebben we toch een flinke papaverknop als souvenir mee huiswaarts genomen. Tenminste toch een eerste herinnering aan ons verblijf in Remaucourt. Er zouden nog andere leuke momenten volgen, die ons nog lang zullen bijblijven.

Af en toe een kleine verandering van richting later, kwamen we terecht op een kruispunt van meerdere grindpaden, veldwegen dus, alwaar we rechts hielden in de richting van twee opvallende bomen. Nadien ging het zowat in rechte lijn naar de verder gelegen D946. Hier zouden we normaal gezien de weg kruisen en aan de overzijde verder stappen, richting Saint-Fergeux. Doch aangezien we in de nabijheid de nacht zouden doorbrengen, sloegen we op het kruispunt linksaf en volgden de gevaarlijke D946 over zowat 400 m tot aan het verder gelegen Hameau Lucquy. Eindelijk hadden we dus Remaucourt bereikt op het punt waar we de hele dag hadden naar uitgekeken; We bemerkten dan ook reeds in de verte, rechts van de weg een groep huizen, omringd door bomen. Toen we dan ook een lange veldweg aantroffen, rechts van de weg, met daarbij het bord ‘Ferme de Lucquy’, wisten we dat hier onze dagetappe zou eindigen. Naarmate we het zogeheten gehucht naderden, leek de voornaamste woning steeds groter te worden, tot we uiteindelijk bijna voor een kasteel stonden, met daar omheen enkele oude ambachtelijke kleinere woningen. Alles omheen een min of meer vierkant plein. Toen we de hoofdwoning naderden, zagen we een bejaard koppel naar buiten komen en de trap afdalen. Even later konden we dan ook kennis maken met Anne-Marie en Joseph. Ze hadden ons eigenlijk al vroeger verwacht, maar dat was geen enkel probleem, het eten stond al klaar.

We konden dan ook het riante gebouw betreden en verkregen een kamer op de eerste verdieping. Vlug werd het materiaal naar boven gebracht, waarna we even later in de eetzaal terecht konden voor een lekkere maaltijd. Koude pasta, bereid met kaas, ham en tomaten, gevolgd door brood met uiteraard de ondertussen bekende Franse kaasschotel en tot slot een ferm stuk eigengemaakte rabarbertaart met een glaasje rode wijn... het is niet elke dag zo geweest en het zou zowaar ook niet elke avond zo zijn. Na nog een tijdje te hebben gepraat met het gastgezin, vooral over het verleden van de familie en de geschiedenis van de boerderij, konden we op de tweede etage terecht voor een zalige douche, waarna we toch nood hadden om even het oude familiebed op te zoeken. Net als twee edellieden, genoten we toch van de speciale sfeer uitgaande van deze oude woonst, waar reeds vele generaties hadden gewoond, geleefd en gewerkt. Uiteraard met oprechte dank aan Anne-Marie en Joseph voor deze prachtige ontvangst en vooral hun gastvrijheid. Uiteindelijk bleek deze dagetappe goed te zijn geweest voor 30,072 km, 40097 stappen, 1441,9 cal in een tijd van 07.24.58 uur. Onze belevenissen ten huize Lucquy zouden de volgende dag nog een vervolg krijgen, maar dat is een ander verhaal.”

381: Plomion, Zondag 10 juli 2016, 18,918 km. (7753,694 km.)

“Na een min of meer slapeloze nacht, was het na het ontbijt en enkele kopjes Nescafé tijd om een volgende etappe op weg naar Reims aan te vangen. Na het inpakken van het materiaal en na de sleutel te hebben gedeponeerd in de brievenbus van de Mairie, gingen we omstreeks 08:10 uur opnieuw op pad. We wandelden vooreerst in de richting van de versterkte église Notre-Dame, welke eerder het uitzicht had van een burcht. Een typisch uitzicht voor de kerken in de streek van de Thiérache. Jammer genoeg ook hier een gesloten kerkdeur. Voor de kerk ging het nadien rechtsaf om even verderop een dalend graspad te bewandelen naar de D747, de Rue de la Gare. Voorlopig konden we best tevreden zijn met een blauwe hemel en een graspad, dat omwille van de ochtenddauw, toch de schoenen enigszins droog liet. Vrij snel zagen we de torens van de versterkte kerk van Plomion verdwijnen achter de bomen. De D747 bereikt ging het linksaf, vervolgens over het riviertje Le Huteau, om in de volgende bocht verder te wandelen langsheen de D747, ondertussen de Route de Plomion geheten. Hogerop zagen we in de verte reeds de kerk van Bancigny, ons eerst volgende wandeldoel. Een forse beklimming dus vroeg op de dag. Ruim een half uur na onze start in Plomion, omstreeks 08:45 uur bereikten we dan ook de église fortifiée Saint-Nicolas de Bancigny.

We lieten de kerk links liggen en stapten verder via de Route de Jeantes, langsheen enkele prachtige oude gevels, vooral bestaande uit houten balken en klei. Sommige boerderijen waren voorzien van een toegangspoort, waar doorheen je een zicht verkreeg op de lager gelegen vallei. Ook hier alweer de vaststelling, dat heel wat van die boerderijen leeg stonden en stilaan veranderen in een ruïne, met deels ingestorte daken. Ook de D747 kronkelde doorheen het uitgestrekte landschap, veranderde nog eens van naam in Route de Bancigny en liet ons ook op deze zondag af en toe flink naar adem happen. We kwamen even later omstreeks 09:20 uur aan in de dorpskern van het kleine Jeantes, alwaar we werden geconfronteerd met een grote drukte. Immers in de enkele straten die het dorp rijk is, vond een zondagse brocanterie plaats. Opvallend hier, de aanwezigheid van toch wel een behoorlijk aantal voertuigen voorzien van een Nederlandse nummerplaat. We zouden later tijdens de ochtend vernemen hoe dat komt. Een bezoekje aan de église fortifiée de Jeantes mocht zeker niet ontbreken, aangezien het gebouw binnenin is versierd met een paar honderd vierkante meter muurschilderingen die doen denken aan het werk van vooral Modigliani. Het werk is van de hand van de Nederlandse kunstenaar Charles Eyck en dateert uit 1962.

We verlieten even later de kerk, stapten richting Mairie en sloegen rechtsaf, teneinde opnieuw de D747, ditmaal de Route de Coingt te volgen. Een bocht naar links en rechts later, bereikten we het kruispunt met de D748, de afslag naar het Hameau de Coutenval. We hielden echter de richting van de D747 aan, richting Coingt. Het smalle kronkelende asfaltwegje leidde ons over diverse hoogten heen, tot we even later arriveerden ter hoogte van een bosrand rechts van de weg. Volgens onze wandelgids zou hier rechtsaf een oude GR-route verlopen, doch we verkozen dit pad niet te volgen, wegens te vuil en te modderig. Als alternatief wandelden we verder langsheen de D747 tot aan het kerkje van Coingt. Onderweg daarheen kregen we een mooi zicht op de eindeloos lijkende graanvelden, slechts onderbroken door een eenzame watertank en windmolen, een beeld dat deed denken aan de Far West. Geleidelijk ging het in dalende lijn naar het kruispunt met de Route de Lambercy, ter hoogte van de kerk van Coingt. Het was ondertussen 10:20 uur geworden en in de nabijheid van de kerk vonden we dan ook een picknickbankje in de schaduw. We namen er dan ook de tijd, even te genieten van een koel blikje cola, met daarbij een stukje fruitcake, een restant van de voorbije dagen. Ook dat kan al eens smaken op een zonnige ochtend.

Even later gingen we opnieuw van start en lieten de kerk van Coingt links liggen. We sloegen rechtsaf richting Lambercy, om wat  verderop een schuin links gelegen wegje te nemen. Vrij snel wisselde het asfalt in een graspad en dienden we opnieuw aan hoogte te winnen. We kruisten de Ruisseau de Coingt en wat hogerop kregen we een schitterend panoramisch zicht over de omgeving. Een wat oudere dame was er toch in geslaagd, met haar auto tot daar te geraken en dit in het gezelschap van een tiental honden. We hadden er dan ook een leuk gesprek, het gekef namen we er dan maar bij. Een haakse bocht naar links verder, bemerkten we in de verte reeds de kerk van Saint-Clément en de ernaar toe leidende dalende weg. We hadden ondertussen een wolkenloze hemel bekomen en de warmte liet zich duidelijk aanvoelen. Via een kronkelend graspad, af en toe voorzien van keien en grind, ging het uiteindelijk via de Rue de l’Eglise dalwaarts naar de kerk van Saint-Clément. Na even de gesloten kerk van nabij te hebben bekeken, hielden we even dezelfde richting aan tot we ter hoogte van een huisgevel een bankje aantroffen in de schaduw. Het was 11:30 uur geworden en we pauzeerden even met een slokje water en een stukje cake. Ondertussen konden we even kijken naar een Onze-Lieve-Vrouwkapelletje aan de overzijde van de weg. Even later stapten we verder langsheen de Rue Principale, de D74, tot aan een splitsing ter hoogte van een kruisbeeld links van de weg.

Vrij snel waren de laatste huizen verdwenen en wat aan hoogte gewonnen, hadden we vanaf dit smalle wegje een panoramisch zicht van 360°. Omringd door uitgestrekte graanvelden, slechts af en toe voorzien van een bomenrij, hier verkreeg men een idee inzake de grootte van Frankrijk en we waren amper een paar dagen onderweg. Opnieuw kregen we gras onder de voeten en zo wandelden we verder tussen de velden. Opmerkelijk hoeveel lege waterflesjes we onderweg aantroffen. Zo te zien waren hier de afgelopen dagen nog tal van pelgrims voorbij gekomen. Het graspad draaide enigszins naar links in de richting van een reusachtige watertoren. Een paar honderd meter vóór dit bouwwerk, maakten we een haakse bocht naar rechts, langsheen een aantal hooibalen en belandden aldus op de D61, de Rue Principale welke we naar links volgden naar de dorpskern van Cuiry-lès-Iviers. We vervolgden onze weg langsheen de St. Maartenskerk en bleven op de D61 tot in het verder gelegen Dohis. We staken bijgevolg het riviertje Le Janvierus over en wierpen nog een laatste blik op het château van Cuiry-lès-Iviers. Zowat een uurtje later bereikten we het centrum van Dohis, alwaar we ter hoogte van de Place Verte even de schaduw zochten van de bomen. Het was reeds 14:20 uur en we hadden nog wel een eind wandelafstand te overbruggen.

Eenmaal doorheen de kleine dorpskern, namen we de rechts gelegen C9, welke ons zou toelaten Parfondeval te bereiken, onze stopplaats op deze zondagavond. De smalle asfaltweg ging dan ook kronkelend tussen de velden door, met heel wat te overbruggen hoogteverschillen. Voortdurend klimmend en dalend, wandelden we doorheen het gehucht Louvet (Hameau du Louvet), amper een tiental huizen rijk. Vermits we ondertussen een probleem hadden met het koel houden van ons drinkwater, begaven we ons even op het erf van het huis nr. 6. Een openstaande voordeur nodigde uit om even aan te kloppen en bijna onmiddellijk verkregen we een fles gekoeld mineraalwater. Gratis en voor niets, ondanks het aanbieden van een vergoeding ter zake. We bedankten de man dan ook meermaals en konden even later op de weg, onze dorst even doen vergeten. Nooit gedacht dat water zo smakelijk zou aanvoelen. Opnieuw verder stijgend en dalend tussen de velden, kwamen we, eenmaal doorheen het Hameau du Louvet op de Chemin Vicinal Ordinaire N° 2. Uiteindelijk daalden we af naar de D520, de Rue Principale, die we naar links volgden. Ondertussen waren we in Parfondeval aangekomen.

De Rue Principale ging over in de Rue des Cosserons, waarna we op het einde rechts hielden via de Rue du Chêne. Op die manier kwamen we terecht op het dorpsplein van Parfondeval. Het was ondertussen even voorbij de klok van 16:00 uur en we hielden dan ook even halt op de enige plek in het dorpje waar iets kon worden gedronken. We vonden dan ook een plaatsje op het terras van Le Relais de la Chouette, slechts enkele meters verwijderd van ons onderkomen voor de komende nacht, de Chambre d’Hôtes Le Chrétien. Dat we de cola aldaar hebben gedronken tot op de bodem van het glas, had enigszins te maken met het prijskaartje. Toen de uitbaatster nadien uitnodigde tot het nuttigen van een avondmaaltijd, hebben we vriendelijk bedankt. We namen vervolgens telefonisch contact met de verantwoordelijke van de Chambre d’Hôtes, om even later de sleutels te krijgen van ons onderkomen. Aangezien we de voorbije dagen reeds tevergeefs op zoek waren naar een bankautomaat, stelde zich uiteraard het probleem van de betaling. Ter plaatse konden we ook niet betalen met behulp van een bankkaart, dus werd gezocht naar een oplossing. Toen een uurtje later de eigenaars arriveerden, was de echtgenote zo vriendelijk ons een lift te geven naar het 15 km verder gelegen Montcornet, alwaar we uiteindelijk omstreeks 18:12 uur voldoende cash konden afhalen ter hoogte van een filiaal van de Crédit Agricole du Nord Est, teneinde enkele dagen vrij van zorgen te zijn. We konden er ook even halt houden ter hoogte van een boulangerie en ons daar ook van het nodige voorzien.

Eenmaal terug in Parfondeval konden we overgaan tot het nemen van een douche en smaakten de koffiekoeken naar behoren. We konden er ook genieten van een karaf Cider van het huis, alhoewel, de smaak het enigszins liet afweten. Het onderkomen op zich vonden we min of meer reeds gedateerd en voorzien van het absolute minimum, een extra kleine koelkast, een mini tv en een douche die de tand des tijds had doorstaan. De bedden hadden ook reeds hun beste jaren achter de rug. Maar goed, het kan natuurlijk niet alle dagen feest zijn. Het was het enige beschikbare onderkomen in de omgeving, dus dienden we daar maar genoegen mee te nemen. Onze dagetappe van vandaag was dan ook goed voor 25224 stappen, 843,6 cal en 18,918 km in een wandeltijd van 4.52.49 uur. De avond werd dan ook afgesloten met een beetje kijken naar het Europees kampioenschap voetbal, vermits er anders in het dorp weinig viel te beleven. Nochtans, volgens bekomen informatie behoort Parfondeval tot ‘Les Plus Beaux Villages de France’. Maar de dorpskern en de versterkte St.- Medardkerk zouden we bezoeken de volgende ochtend. Tot slot gingen we maar het bed opzoeken in afwachting van een volgende etappe op weg naar Remaucourt.”

380: Le Bouhoury, Zaterdag 09 juli 2016, 26,22 km. (7734,776 km.)

“Na een nachtje te hebben doorgebracht in een bed, met wellicht al een lange en rijke geschiedenis, konden we na een kort bezoekje aan de badkamer, genieten van een welkom ontbijt. De koffie, opnieuw geserveerd in een reusachtige kom, smaakte naar behoren, samen met de ondertussen vertrouwde ‘baguette’ en de confituur, vermoedelijk bereid ten huize. We verkregen er van de gastvrouw dan ook de gegevens van een contactpersoon, welke ons vermoedelijk zou kunnen helpen aan onderdak voor de volgende avond in de omgeving van Parfondeval. Het betrof met name abbé Georges Delaporte, verantwoordelijk voor de streek. We zouden de man in de loop van de ochtend dan ook contacteren. Na enkele foto’s te hebben genomen op de binnenplaats van de hoeve, een stempel te hebben verkregen in ons Compostelaboekje namen we dan ook afscheid van de gastvrouw en bedankten alvast voor het schitterend onthaal en het aangename verblijf. De ‘Maire’ himself, was reeds aan het werk en kon geen afscheid nemen. Na nog een laatste omhelzing, verlieten we dan ook stilaan omstreeks 08:15 uur de ‘Hameau le Bouhoury’, richting dorpskern van het nabijgelegen Lerzy. Amper op weg bevonden we ons reeds in de Rue de Guise en ging het gezwind in dalende zin naar het dorp. We dienden voorlopig vrede te nemen met een vrij sterk bewolkte hemel en het voelde enigszins fris aan.

Eenmaal goed op dreef steeg al vlug de lichaamstemperatuur. We stapten opnieuw, zoals de vorig dagen trouwens, in hoofdzaak tussen de weilanden, alwaar ook de koeien reeds genoten van het ontbijt. Verder dalend bereikten we de D1730, welke we naar rechts volgden. Zoals later zou blijken, de Rue de Froidestrees. We stapten voorbij de église Sainte-Benoîte van Lerzy, jammer genoeg voor een groot gedeelte aan het zicht onttrokken door stellingen en doeken. De kerk ging gedeeltelijk in de vlammen op omwille van een brand in 2014, de restauratiewerken zijn ondertussen in volle gang. Naar we vernamen was de brand het gevolg van dakwerken, uitgevoerd door een inwoner van de gemeente. Het zou lang niet de enige kerk zijn welke we de komende dagen te zien kregen, we trokken immers doorheen het landschap van de Thiérache in het Département de l’Aisne. Goed voor tientallen versterkte kerken, vaak voorzien van een stevige toren, een donjon, schietgaten, een gracht, een stevige kerkhofmuur en zelfs in sommige gevallen een waterput en een oven. Helaas zou het merendeel van deze prachtige bouwwerken gesloten zijn, waardoor we meermaals tevergeefs aan de deurklink voelden.

Eenmaal voorbij de kerk kwamen we langs de nog gesloten ‘Mairie’ en begonnen vervolgens aan een lange beklimming, teneinde uit het dal en het dorp Lerzy weg te komen. We lieten de Rue de la Capelle links liggen en klommen verder via de naar rechts draaiende Rue de Froidestrees. Zowat 500 m later, namen we een rechts gelegen veldweg, richting Le Corbion. In het begin nog een tamelijk goed begaanbaar breed grindpad, kregen we wat verderop vooreerst een graspad onder de voeten. Enkele huizen van het Hameau le Corbion later, veranderde de veldweg vrij snel. We bereikten dan ook een kleine boszone, alwaar het pad steil bergaf ging en vooral door de regen van de afgelopen dagen, erg modderig was. Op sommige plaatsen zakten we tot 15 cm diep in de grijze klei. De schoenen werden dan ook binnen de kortste tijd loodzwaar en alles bleef kleven. De wielen van onze wandelkar waren ondertussen in breedte verdrievoudigd. Gelet op de steile afdaling was het af en toe schuiven in plaats van wandelen. Toen we onder enkele bomen even halt hielden op een vlakker stuk, werden we onmiddellijk aangevallen door enkele dazen, met enkele bloedige beten als gevolg.

Dan maar vlug verder gestapt tot we doorheen het bosje waren en een open plek bereikten ter hoogte van het gehucht ‘Hameau Saint Pierre-Préz’. Het was ondertussen zowat 10:30 uur geworden en de hoogste tijd voor een grondige poetsbeurt van schoenen en materiaal. Zowat een halve rol toiletpapier was nodig om toch min of meer toonbaar opnieuw de openbare weg op te gaan. We volgden dan ook in het gehucht de D1660 naar links, richting Sorbais. Weinige minuten later arriveerden we dan ook via de Rue du Cué en de Rue de Verdun, de D313, ter hoogte van de église Saint-Martin in Sorbais. Een bezoek aan deze versterkte kerk mocht dan ook niet ontbreken, waarbij het sobere interieur de moeite van het bekijken waard was. Voorbij de kerk volgden we de Impasse de la Mairie, voorbij uiteraard de gesloten Mairie, om rechts daarvan via een stukje weg de erachter gelegen Axe Vert te bereiken. Dit wandel- en fietspad, zouden we naar links volgen. Deze Axe Vert, ook Rue d’Etréaupont geheten, liep parallel met de links gelegen D313 en werd rechts geflankeerd door de kronkelende Oise. Af en toe bemerkten we dan ook enkele kano’s op het water, welke de rivier stroomafwaarts volgden. Zowat halverwege dit wandelpad, ondertussen de klok van 11:20 uur voorbij, hielden we even een etenspauze op een bankje langsheen de weg.

We maakten er dan ook van de gelegenheid gebruik, telefonisch contact op te nemen met Abbé Delaporte. De man verontschuldigde zich echter voor het feit, dat er in Parfondeval geen enkele opvang meer beschikbaar was voor pelgrims. We verkregen dan ook de coördinaten van de genaamde Alain Turque, welke ons eventueel verder zou kunnen helpen in de zoektocht naar een onderkomen voor de volgende dag. Even later hadden we de man aan de lijn, doch die kon ons enkel doorverwijzen naar een chambre d’hôtes ter plaatse, met name ‘Chrétien Françoise et Lucien’. We ontvingen dan ook de gegevens ter zake voor verder contact, wat voorlopig niet lukte. We zouden het later op de dag nog wel vaker proberen. Na deze onderbreking volgden we verder de Axe Vert tot we de drukke Rue Albert Ledant, de N2 bereikten. We hielden rechts aan en wandelden tot aan de église Saint-Martin van Etréaupont. We waren ondertussen al een tijdje op zoek naar een bankautomaat, vermits we stilaan het einde van onze geldreserve zagen en we de afgelopen dagen nog geen enkele bank hadden gevonden op onze weg. We besloten dan ook even navraag te doen in café restaurant Du Centre tegenover de kerk. Het was 11:50 uur geworden en de cola smaakte voortreffelijk. De afgelopen uren was immers de zon verschenen en dat zorgde vanzelfsprekend voor een dorstig gevoel.

In het café vernamen we vrij spoedig dat er in de onmiddellijke buurt geen enkele bank voorhanden was, doch dat enkel een automaat beschikbaar was in het postkantoor. Echter, gelet op het tijdstip en de dag van de week, was het postkantoor reeds gesloten. Enkele dagen later zouden we bij toeval vernemen dat de bewoners in de streek zich financieel lieten bevoorraden door de postbode, vermits er buiten de steden, geen bankfilialen ter beschikking waren. Na een gekoelde cola, namen we net voor de kerk de links gelegen D38, de Rue de la Libération. We wandelden er langs de Mairie, waar net iemand het gebouw verliet met de bedoeling het te sluiten voor het publiek. Toen we de man aanspraken bleek het de 1er adjoint van de maire te zijn. We kregen er nog vlug een stempel in het Compostelaboekje en vernamen terloops, dat de man zelf plannen had om ooit te voet naar Compostela te gaan, eenmaal zijn loopbaan ten einde zou zijn. Na nog een vriendelijke groet, konden we opnieuw op weg. We begonnen dan maar aan het bewandelen van de lange D38, kwamen doorheen het Hameau des Etots, amper een handvol huizen, maar genoten vooral van het eindeloos lijkende landschap. Weiden en nog eens weiden, slechts hier en daar onderbroken door een enkele bomenrij.

Een paar kilometer verder, toen we het gehucht La Cloperie bereikten, verlieten we de kronkelende D38 en gingen rechtsaf op de D751. We overschreden vervolgens het riviertje Le Ton, waarna we begonnen aan de klim, langsheen het slingerende wegje naar La Hourbe, een deel van de Commune de la Bouteille. Het was ondertussen alweer warm geworden, de zon had de wolken stilaan doen verdwijnen en op het asfalt was het behoorlijk drukkend. Gelukkig konden we ter hoogte van het grensbord van La Hourbe in een bocht van de weg even verpozen in de schaduw van enkele bomen. Het klimmen bij dergelijke temperatuur, het kan al eens uitnodigen tot een korte pauze, terwijl we ons blind konden staren op de lager gelegen omgeving. Even later ging het verder, bijna in loodrechte lijn doorheen het Hameau la Censé des Fontaines. Nadien trokken we doorheen de Rue Jean Nicolas Bouchez en bereikten op die manier omstreeks 14:20 uur een mooie calvarie bezijden de weg. Later bereikten we dan het plein ter hoogte van de église Notre-Dame van La Bouteille. De klok gaf ondertussen 14:45 uur aan, tijd om een hapje te eten, zij het dat onze maaltijd bestond uit water en brood. Winkels en bakkers hadden we ook vandaag nog niet gevonden op onze weg.

Maar goed, enkele trappen bezijden de kerk, gehuld in de schaduw, we genoten er toch van een hapje. Na onze minder uitgebreide lunch, ging het ter hoogte van de kerk de D963, de Rue de Verdun – Rue de Vervins over en wandelden we aan de overzijde verder via de Rue de Landouzy la Cour. We bevonden ons thans op de D75, het ging de spoorweg over, om vervolgens via de Rue Neuve het dorpje Landouzy-la-Cour te bereiken, dat amper anderhalve kilometer verder was gelegen. We gingen in het dorp rechtsaf op de D1850P en verlieten meteen de dorpskom via de Rue de la Petite Ville. Nochtans heel wat volk in het kleine plaatsje, vermits in het kerkje net een huwelijk werd afgesloten. Twee bochten verder, net vóór een grote boerderij, ging het sterk dalend via een links gelegen asfaltwegje, in de richting van een zogeheten doorwaadbare plaats over het riviertje Le Landouzy. We mochten van wat geluk spreken, dat er zich aldaar een voetgangersbruggetje bevond, vermits we anders toch wel een probleem zouden hebben gehad. Het water stond er vrij hoog. Toch lukte het met moeite, onze wandelkar veilig, maar vooral droog aan de overzijde te brengen, waarna we opnieuw begonnen aan een steile klim, teneinde uit het dal weg te komen. Een grindpad met in het midden een grasstrook, leidde ons naar het hoger gelegen Hameau La Fossé-aux-Larrons. Onderweg daarheen wandelden we tussen tal van hooivelden.

Vrij snel nadien volgde het Hameau L’Arbre Joly, alwaar we rechts aanhielden in de richting van de verder gelegen boerderij Gironsart, bijna een gehucht op zich zoals nadien zou blijken. Ter hoogte van deze boerderij troffen we een kapel aan ter nagedachtenis van de vroegere eigenaars. Een prachtig bewaard gebleven glasraam trok even de aandacht. We hielden er dan ook even een korte pauze. We wandelden vervolgens via de Route de Gironsart, staken het riviertje Le Vilpion over, om aan de volgende kruising een links gelegen graspad te kiezen. Er volgde nu een af en toe moeilijk begaanbaar stuk veldweg, deels wegens de aanwezigheid van keien en anderzijds verharde tractorsporen. Ook nu alweer weinig vlakke meters wandelweg. Uiteindelijk bereikten we een splitsing ter hoogte van een kruis, ter nagedachtenis van 14 gefusilleerde en hielden daar links aan, tot aan de D75. Eenmaal op de D75 ging het naar rechts, waarna we weinige ogenblikken later, via de Rue de la Gare arriveerden op de Place de l’Eglise van Plomion. Meteen ons eindpunt voor deze wandeldag. Via de Maire van het dorp, de heer Blary hadden we onderdak bekomen in de Salle Communale. We namen dan ook telefonisch contact met betrokkene, waarna we even later werden verwelkomd in Plomion en de sleutel verkregen van het lokaal. Na een korte rondleiding verkregen we op de ernaast gelegen Mairie nog een stempel en dienden de volgende ochtend slechts de sleutels in de brievenbus van de Mairie te stoppen.

We waren opnieuw goed geïnstalleerd met voldoende plaats teneinde de slaapzakken te leggen, we beschikten er over toilet en wasgelegenheid en bovendien een koelkast, waterkoker en zelfs een radio. Wat kan een pelgrim nog meer verlangen? Tenzij wat nachtrust. Hier hadden we echter buiten de waard gerekend. Immers in de feestzaal op de Place de l’Eglise vond dezelfde avond een fête de mariage plaats, waardoor we, eenmaal in de slaapzak, werden voorzien van muziek tot zowat 04:00 uur in de ochtend. Het kan al eens verkeren nietwaar. Maar toch ook een positieve noot, net alvorens het centrum van Plomion te bereiken, troffen we net vóór 18:30 uur nog een geopende Proxi aan. We konden er overgaan tot de aankoop van wat drank en mondvoorraad en de uitbaatster was zelfs zo vriendelijk ons te voorzien van wat cash geld, vermits ook hier geen automaten waren aan te treffen. Een succesvol einde dus. We sluiten af met de vertrouwde cijfers. Deze etappe vandaag was goed voor 34958 stappen, 1213,3 cal, 26,220 km in een wandeltijd van 6.29.36 uur. Na een grondige wasbeurt konden we uiteindelijk toch nog een slaapplaats reserveren voor de volgende dag in Parfondeval, na contact met mevr. Moglia, familie van de uitbaters van de Chambre d’hôtes Chrétien.”

dinsdag 29 september 2020

379: Prisches, Vrijdag 08 juli 2016, 23,472 km. (7708,556 km.)

“Een aangename nachtrust in een zacht bed, de ideale manier om de voorbije wandeldag te verteren en een nieuwe te beginnen. Na het vertrouwde ochtendritueel, zijnde een bezoekje aan toilet en badkamer en het opbergen van het materiaal, konden we nog even samen met onze gastvrouw en gastheer, Valérie en Alain genieten van een ontbijt. Een kop koffie om U tegen te zeggen, was de beste manier om deze zonnige dag te starten. De afgelopen dagen waren we het gewoon geworden, de koffie geserveerd te krijgen in een kom, blijkbaar een Franse gewoonte. De hoeveelheid koffie is dan ook naar behoren. Een stukje brood en wat confituur later, konden we na het nemen van enkele foto’s, een dikke knuffel en vooral een dikke merci, afscheid nemen van ons tijdelijk onderkomen. Eenmaal in open lucht konden we vaststellen dat het opnieuw een aangename en zonnige dag zou worden. We volgden even later de Rue du Rejet du Bourdiau en de Chemin du Friset teneinde de Rue de la Mairie rechts in te gaan. Het was ondertussen voorbij de klok van half negen en bijgevolg konden we in de Mairie terecht voor een volgende dagstempel in ons Compostelaboekje. Aan de overzijde van het kerkplein konden we nadien overgaan tot de aanschaf van enkele blikjes cola en een paar flinke lokale appelflappen. Zo zouden we op zijn minst de voormiddag ongeschonden doorkomen. Om 08:45 uur verlieten we dan ook, voorzien van onze wandelkar, de dorpskern van Prisches, na een laatste blik op de kerk en omgeving.

Met de kerk links van ons, begaven we ons opnieuw op de D32, ditmaal de Rue de Beaurepaire op weg naar het gelijknamige dorp Beaurepaire-sur-Sambre. Het aantal huizen bezijden de weg minderde en stilaan verlieten we de bebouwde kom van Prisches. Wat verderop draaide de D32 naar rechts, doch wij hielden rechtdoor aan, om de D116 op te gaan. Vrij snel bevonden we ons tussen de uitgestrekte weilanden. Een paar kapelletjes sierden de bermen van de weg, nog steeds de Rue de Beaurepaire. Na wat kronkelingen en hoogteverschillen, veranderde de D116 in de Route de Prisches. Heel wat bochten later, bereikten we het grensbord van Beaurepaire-sur-Sambre en bevonden we ons terug tussen de huizen. We hielden even halt ter hoogte van de kerk en vonden er een zitplekje ter hoogte van een oorlogsmonument. Een oude metalen wegwijzer op een huisgevel, gaf aan dat we reeds 2,6 km van Prisches waren verwijderd en 9,5 km van Maroilles. Daar immers hadden we de Via Gallia Belgica verlaten en volgden we nu de Via Scaldea. Het was exact 10:00 uur geworden, toen we even een blikje cola nuttigden en een verse croissant. Kwestie van min of meer de lokale etenswaren te proeven.

Even later konden we terug op weg, de ‘Camino’ is immers nog lang. We volgden verder de D116, ondertussen Le Village geheten, tot we ter hoogte van het kruispunt met de D124, de Route du Nouvion, deze laatste rechts in wandelden. Amper een paar honderd meter verder kozen we de links gelegen D324, eveneens Route du Nouvion. Een kleine begraafplaats ging even aan het oog voorbij, terwijl de weg verder slingerde tussen in hoofdzaak de koeien. Sommige daarvan vonden het heerlijk hun rug te schuren tegen de restanten van een knotwilg. Af en toe wat hoogteverschillen vielen te overbruggen, waarna de D324 overging in de D78. Op die plaats, ter hoogte van de links gelegen Haie Catelaine, verlieten we het Département du Nord en betraden we het Département de l’Aisne, alweer goed voor enkele dagen stappen. We passeerden doorheen een klein gehucht, het Hameau de Beaucamp, amper een zakdoek groot en hielden nog steeds dezelfde richting aan op de D78. Eenmaal het gehucht voorbij, bevonden we ons thans op de Rue de Beaucamp, welke we nog steeds in dezelfde richting volgden. Uiteindelijk werd de bebouwing duidelijker en even later betraden we het grondgebied van Le Nouvion-en-Thiérache. Even later mondde de Rue de Beaucamp uit op de D1043, de hoofdstraat doorheen het stadje.

We sloegen rechtsaf via de Rue Théodore Blot, richting centrum. Links kwamen we, ter hoogte van de Rue Ernest Lavisse, voorbij een mooi oorlogsmonument met daarbij een unieke muurschildering op een aanpalende gevel. Ernaast bevond zich een apotheek en daar hielden we even halt, vermits de vrouw des huizes wat hinder had verkregen met de spijsvertering en een begin van buikloop. We verkregen er, zoals nadien zou blijken, een efficiënt middel, daar de klachten vrijwel snel verdwenen. Het was bijna twaalf uur ’s middags geworden en we waren dan net op tijd, teneinde in de Mairie een stempel te halen. Daar hadden we immers een paar minuten later voor een gesloten deur gestaan. Dat gold eveneens voor de kerk, waarvan men enkele deuren sloot. We hielden er even pauze op een bankje op de Place du Général de Gaulle, naast de kerk en de Mairie en keken uit naar een plekje voor een sanitaire stop. Voorbij de kerk troffen we de Rue des Bouchers aan, waarin zich een publiek toilet bevond. Vermits de deur niet kon worden afgesloten, hielden we dan maar om beurten de wacht. Wat lichter, konden we even later onze weg vervolgen.

Na een bezoek aan de église Saint-Denis, waarbij we onder de indruk waren van de moderne glasramen, volgden we verder de Rue de l’Église en draaiden op het einde rechtsaf in de Rue Ernest Lavisse. Twee straten verder ging het vervolgens linksaf in de Rue André Ridders, met andere woorden, de D26 op. Een brede hellende weg, die toch even het staptempo liet zakken en met ondertussen de voortdurende aanwezigheid van de zon. Terwijl we langzaam vorderden, ging het voorbij achtereenvolgens een Carrefour Market, het nieuwe Centre Hospitalier en even later onder een viaduct door. We bereikten een brede laan, aan weerszijden voorzien van een smalle grasstrook. We troffen er een zitbank aan en vermits het ondertussen zowat 13:00 uur was geworden, gingen we over tot de degustatie van de aangekochte appelflap. We hadden op die manier heel wat bekijks van passanten. De weg ging tamelijk steil de hoogte in voor zover we konden zien, dus dat werd even later klimmen. We bemerkten teven een bord dat we het traject volgden van de ‘Promenade Henri d’Orléans Comte de Paris’. Na onze versnapering overschreden we de Ruisseau de la Boulande en klommen verder langs de D26, ondertussen Route de Guise geheten.

Zowat op het hoogste punt gekomen, zagen we rechts het kasteel van Le Nouvion-en-Thiérache. Zo op het eerste zicht niet langer bewoond en waarvan de tuinen dringend toe waren aan een maaibeurt. Links trokken we voorbij de toegang tot de Camping Municipal Du Lac de Condé. Nog steeds de drukke D26 verder volgend, kwamen we in een boszone terecht. We konden er nu even uitwijken naar links, op een gelijkgrondse berm. Zowat halverwege het bos bevindt zich rechts van de weg ‘La Croix des Veneurs’, het zogeheten jachtmeesterskruis. Gekomen ter hoogte van een splitsing, dienden we verder links te houden en nog steeds de D26 te volgen, nu Route du Grand Wez genaamd. We hadden nu enkel nog bos links. Ten slotte verdwenen ook de laatste bossen links en bereikten we opnieuw open terrein. Een lange slingerende weg richting Le Grand-Wez, opnieuw een piepklein dorpje. Onderweg daarheen echter, kreeg maatje opnieuw wat onaangenaam gevoel in de buik, waarop we besloten ergens te verzoeken een toilet te mogen gebruiken. Een vriendelijke dame had dan ook geen enkel bezwaar daartoe, vermits er in de omgeving geen enkele mogelijkheid leek te bestaan, een openbaar toilet te vinden.

Meteen een stuk beter, konden we nadien terug op weg. De D26 liet ons het grensbord van Le Grand-Wez voorbijgaan, even later de kerk en voor we het goed en wel beseften, waren we het gehucht alweer uit. We bereikten een klein riviertje ‘Le Calvaire’, ter hoogte van het kruispunt van de D26 en de D774, de Rue des Pires. Een bushokje in de nabijheid liet ons even toe op adem te komen en vooral de dorst te lessen. We waren ondertussen de klok van 14:00 uur al een tijdje voorbij. Later volgden we dan links de D774, richting Buironfosse. Opnieuw een smalle weg, slingerend doorheen het landschap en voortdurend voorzien van hellingen die voelbaar waren tot in de kuiten, het was alvast een voorsmaakje voor de komende dagen. Na het Département de l’Aisne, wachtte immers het Département des Ardennes. Nog altijd op de D774, was de Rue des Pires ondertussen overgegaan in Le Tilleul, even verder werd het de Rue du Nouvion. We hadden opnieuw bos aan de linkerkant van de weg en voorbij een flauwe bocht naar rechts, troffen we dan ook een open plek aan in het bos. Enkele gevelde bomen leken een ideale zitbank te zijn, even later zelfs bijna een ligbed. Ook al was de houding slechts van korte duur. De D774 wachtte immers op verdere ontdekkingen.

Heel wat verderop, troffen we dan toch het bord aan van de gemeente Buironfosse, met de vermelding ‘Pays du Bois’. Tja dat hadden we onderwijl al ervaren. We bereikten het kruispunt van de D774 en de D1470, alwaar we de D774 verder volgden rechtsaf, nu genaamd de Rue du 11 Novembre 1918. Enkele rood-witte GR-tekens waren te zien op de steunpalen van het grensbord. We wandelden verder richting centrum van Buironfosse, alwaar we rechts de Rue du Douzième Chasseur zouden moeten inslaan. Vermits we echter nog op zoek waren naar brood voor de volgende dag, stapten we een eindje verder rechtdoor tot op het kruispunt van de Rue du 11 Novembre 1918 en de E44, de Rue nationale. Het was exact 16:00 uur toen we op het kruispunt aan de overzijde een café bemerkten, Chez Sandrine. We konden dan ook niet aan de verleiding weerstaan, er even de dorst te lessen en navraag te doen naar een mogelijke ‘boulangerie’ in de omgeving. De cola smaakte naar behoren en een bakker, die was niet ver uit de buurt, dus een ‘baguette’ was binnen handbereik. We hielden er een wat langere pauze, vermits we toch nog een eindje te stappen hadden.

Na de ijsgekoelde cola van 33cl, het vers aangekochte brood, keerden we op onze stappen terug in de Rue du 11 Novembre 1918, om dan de links gelegen Rue du Douzième Chasseur in te gaan, de D775 dus. Uiteindelijk bleek de straat opnieuw uit te komen op de Rue nationale, dus hadden we ons eigenlijk de moeite kunnen besparen. Gemakkelijker ware geweest vanaf het café de E44 even kort te volgen naar links. Maar dat weet men natuurlijk pas later. Met de nodige voorzichtigheid raakten we aan de overzijde en volgden aldaar de dalende Voie Communale la Massinette. Een smal landelijk wegje, vrij vlug weg van de drukke verkeersader en opnieuw tussen de grazende koeien. In het begin had het baantje het uitzicht van een holle weg. Ter hoogte van een boerderij hield het asfalt op te bestaan en kregen we een graspad voor de voeten, dat af en toe eerder een modderpad leek te zijn. Het hoge gras en de diepe sporen maakten het moeilijk om vlot langs dit pad te vorderen. Een paar richtingsveranderingen verder en ondertussen voorzien van modderig schoeisel, bereikten we opnieuw vaste grond onder de voeten in de Petite Rue. Het ging vrij snel linksaf op de D774, de Rue d’Englancourt, om luttele minuten later de kerk te bereiken van het gehucht Le Boujon.

Stilaan waren we gekomen aan het einde van onze dagetappe, aangezien we ter hoogte van het kleine kerkje, links dienden verder te stappen naar het gehucht ‘Le Bouhoury’, alwaar we te gast waren bij de ‘Maire’ himself. Aangezien we echter niet zeker waren, of het pad dat we zagen, wel het juiste was, gingen we even navraag doen bij een inwoner ter hoogte van de rechts gelegen Rue d’Erloy. Een bejaarde man wist echter te vertellen, dat het pad dat we dienden te volgen, niet begaanbaar was. Omwille van de recente overvloedige neerslag, bleek het pad, dat deels door het bos ging, onder water te staan. Er was dan ook geen doorkomen aan, zeker niet te voet. Aangezien onze logeerplaats echter aan de andere zijde van het pad was gelegen, zouden we via de openbare weg nog een afstand moeten overbruggen van meer dan vier kilometer, terwijl we ondertussen reeds bijna 24 km hadden afgelegd. De man maakte echter komaf met onze problemen, hij haalde zijn echtgenote erbij, maakte de koffer van de wagen open en klapte de achterbank neer. Hij wenkte ons om de wandelkar in de laadruimte te heffen en meldde de echtgenote, ‘Je vais conduire ces gens vers le maire’. Via deze weg dan ook een woord van dank aan de heer Corbinaud voor de hulp. Een kaartje met een hartelijk bedankt gaat dan ook richting Buironfosse. Na alle problemen tijdens de voorbije dagen, was een meevaller beslist welkom.

Per wagen slechts enkele minuten rijden, werden we kort nadien welkom geheten door de echtgenote van ‘Maire’ Langhendries. We kregen er zowaar de benedenverdieping ter beschikking, met een aparte slaapkamer, badkamer, toilet en dies meer. Na een koel glas water, konden we vooreerst aan het werk buiten, teneinde de schoenen en de wandelkar te ontdoen van slijk. Daarna was het zalig verpozen in het ligbad om vervolgens samen met de ‘Maire’ en een familielid, een abbé op rust, nader kennis te maken bij een hapje en een lekkere Chimay. Op het menu nadien, konijn met groenten en aardappelen in de schil en brood, gevolgd door een schotel sla met de ondertussen vertrouwde kaasschotel en tot slot een heerlijke fruitsalade. Energie in overvloed dus na een lange dag stappen. Vermits we nog geen onderdak hadden gevonden voor de daarop volgende zondag, informeerden we even ter zake. We kregen de volgende ochtend dan ook naam en telefoonnummer van de juiste abbé voor het gebied. Maar hoe dat allemaal is verlopen, dat zou pas de volgende dag blijken.

Na een gezellige babbel, trokken de gastvrouw en gastheer zich terug in hun privévertrekken op de eerste verdieping en zelf gingen we over tot het ritueel om zelf de nacht door te komen. Op die manier eindigde onze dag in Buironfosse, meer bepaald in Le Hameau Bouhoury. Een dagetappe goed voor 23,472 km, 31297 stappen, 1088,6 cal in een wandeltijd van 5.48.47 uur. De volgende dag zou ons moeten brengen tot in Plomion.”

378: Aulnoye-Aymeries, Donderdag 07 juli 2016, 22,296 km. (7685,084 km.)

“Na een verdiende nachtrust in de Salle Paroissiale van Aulnoye-Aymeries, dienden we de dag al vrij vroeg te beginnen, vermits er een mis gepland was in het lokaal dat we hadden gebruikt. We dienden dan ook uiterlijk om 08:30 uur het gebouw te verlaten. Omstreeks 08:00 uur kregen we dan ook het bezoek van abbé Faustin, in het bijzijn van de verantwoordelijke voor het gebouw. Er werden enkele foto’s genomen als afscheid en aandenken, de stempelboekjes werden voorzien van een nieuw exemplaar, waarna we even later terug op pad konden gaan, ditmaal met als einddoel voor de dag, Prisches. We gingen dan ook officieel van start iets na acht uur in de ochtend. Er hing nog wat bewolking in de lucht, maar reeds een aantal blauwe gaten in het wolkendek waren waar te nemen. We hoopten opnieuw op een zonnige en aangename wandeldag. Onze slaapplaats vaarwel zeggend, stapten we richting brug over de Samber, na echter vooreerst even de nabijgelegen ‘Mairie’ te hebben bekeken. Het ging via de Rue de l’Hôtel de Ville en de Rue Roger Salengro naar de rotonde, die we hadden bereikt tijdens onze vorige etappe. Op weg daarheen wandelden we langs een kraampje, alwaar ambachtelijk brood en koffiekoeken werden verkocht. We gingen dan ook over tot de aankop van enkele verse chocoladebroodjes en croissants, teneinde de dag door te komen. Alvorens verder te stappen richting brug, gingen we nog even rechtsaf tot aan een verder gelegen Simply Market voor de aankoop van water en fruitsap.

Eenmaal de boodschappen achter de rug, ging het aan de rotonde ditmaal rechtsaf op de D951, nog altijd de Rue Roger Salengro tot aan de iets verder gelegen brug over de Samber. We zouden het nog een tijdje moeten doen met jaagpaden in dit deel van Frankrijk. Net voor de brug, konden we aan de linkerkant van de weg, via een smal asfaltwegje naar het lager gelegen jaagpad, opnieuw dus een ‘Chemin de Halage’, zoals dat daar zo mooi klinkt. Ook op deze donderdag zouden we nog geruime tijd de Via Gallia Belgica volgen en dit tot in Maroilles, de stad welke we tijdens het verloop van de dag zouden bereiken. Nadien zouden we overschakelen op de Via Scaldea, richting Reims. Volgens diezelfde wandelgids zouden we vooreerst langsheen het jaagpad onder enkele hoogspanningslijnen dienen te wandelen en tevens onder enkele bruggen door. Kort na onze aankomst op het jaagpad bemerkten we reeds rechts de kerktoren van Berlaimont, ondertussen reeds blakend in het zonlicht. De temperatuur was de voorbije dagen aardig opgelopen en het zou wellicht een warme dag worden. Op de oever van de Samber troffen we dan ook wat eenden aan, welke zich koesterden op het grasveld. Nagenoeg dezelfde bodembedekking die we de komende uren zouden ervaren.

Een breed graspad was dan ook onze metgezel tijdens de eerste uren stappen langs een steeds smaller wordende Samber. Bezijden het jaagpad niets dan hoog opgeschoten gras, hier en daar getooid met kleurige bloemen. Ondertussen maakten we aardig gebruik van de zonnemelk en hadden de zon in het aangezicht. We genoten van de stilte van de natuur en spotten zelfs af en toe een reiger. Na de brug van de Rue de la Centrale, enkele hoogspanningslijnen en vervolgens twee spoorbruggen, stapten we over een klein betonnen brugje over La Tarsies. Weinig verder zouden we tenslotte het jaagpad verlaten ter hoogte van enkele oranje masten, voorzien van dierenfiguren. We troffen er een houten ponton aan, alsook een picknicktafel en banken. De tijd in het oog houdend, maar vooral de maag voelend, namen we hier om 09:50 uur de tijd voor een gezellig ontbijt in het zonnetje. De chocoladebroodjes en een slok fruitsap waren alvast voldoende om de komende uren door te komen. We bevonden ons in de nabijheid van een mooi natuurgebied, gevormd door een oude Samberarm.

Na onze maaltijd daalden we het jaagpad af via een houten trap en bewandelden op die manier een stukje van het wandelpad, aangegeven als ‘Coeur de nature du bras mort de Leval’. Onder het gebladerte van de bomen konden we genieten van de bloeiende waterlelies en het waterwild in de omgeving. We verlieten echter vroeger dan verwacht ter hoogte van een infobord dit wandelpad en begaven ons via een links gelegen grindpad naar de dorpskom van Leval. Aan het einde van het grindpad bereikten we de Rue des Prés en die leidde ons tot aan de St. Salviuskerk. We wandelden om de kerk heen en bereikten de D959, de Rue Marcel Ringeval. Deze drukke weg zouden we geruime tijd dienen te volgen tot nagenoeg in Noyelles-sur-Sambre. Ter hoogte van het monument voor de oorlogsslachtoffers aan de voorzijde, hadden we dan ook een praatje met een lokale inwoner. De man vertelde uitgebreid over de geschiedenis van de kerk en de schade tijdens de oorlogsjaren. Na een ‘bonne route’, gingen we de D959 op naar rechts en dit zo dicht mogelijk langs de linkerkant van de rijbaan. Het vrachtverkeer davert er immers aan hoge snelheid voorbij. De Rue Marcel Ringeval ging vervolgens over in de Grand Rue. De weg kronkelde tussen de velden en de hoogteverschillen volgden elkaar op.

Na ruimschoots twee kilometer de drukke weg te hebben gevolgd, bereikten we een klein kapelletje ter ere van Sint Rochus en daar konden we de drukke weg naar links verlaten. Het was zowaar reeds 11:15 uur en we waren toe aan een verdiende drankpauze, het werd immers steeds warmer naarmate de ochtend verstreek. Beneden in het dal bemerkten we ondertussen het kerkje van Noyelles-sur-Sambre. Na deze rustpauze volgden we de dalende Rue Desquesnes tot aan de kleine ‘église Saint Christophe’. Een zitbank in de schaduw van enkele bomen nodigde uit om hier even een langere middagpauze te houden, het was ondertussen zowat 11:35 uur geworden. De Mairie aan de overzijde van de straat was potdicht, een bekend verschijnsel ondertussen. Helaas, een viervoeter in de nabijheid had het niet begrepen op onze aankomst en blafte zowaar het gehele dorp bij elkaar. Na enkele minuten echter, omwille van de hitte, dook hij/zij opnieuw onder een parasol met de poten uitgestrekt en de kop opzij. Wij hielden het hier voor bekeken en stapten langsheen de kerk via de Rue Alfred Bisiaux opnieuw naar de D959, de Grand Rue. Ditmaal gingen we linksaf, stilaan naar het einde van de sedert Nivelles gevolgde Via Gallia Belgica.

Terug druk verkeer naast ons, volgden we een gedeelte van een lokale wandelroute, het ‘Circuit de Dame Marguerite’. Even verder overschreden we via een brug de ‘L’Helpe Majeure’. Nog steeds op de D959 bemerkten we een roze huisje, getooid met hartjes en dobbelstenen in diverse kleuren. Een foto welke zeker niet mocht ontbreken in onze collectie. We konden even later de drukke D959 vaarwel zeggen, door rechts de Rue des Haies te vervoegen, een smalle verkeersluwe weg, die een steile afdaling liet zien. Echter, weg van het drukke verkeer en sinds een tijdje op zoek naar een rustig plekje, namen we hier even de tijd een hapje te eten. We waren dan ook reeds ruimschoots de klok van twaalf uur voorbij. Het fruitsap en natuurlijk de laatste chocoladebroodjes waren eraan voor de moeite. Dit middagmaal kon volstaan om enkele kilometers de kronkelende Rue des Haies te volgen, tussen enkele boerderijen, maar vooral tussen uitgestrekte weiden. Op het einde van deze lange weg, bereikten we het kruispunt met de D32, de Rue des Juifs. Hier opnieuw linksaf en zo daalden we af naar opnieuw de D959, om het centrum van Maroilles te bereiken.

De Rue des Juifs mondde uit op de Grande Rue (D959) en dit ter hoogte van een enorm kruispunt. We verkregen zo zicht op de ‘Eglise Saint Humbert’ en het lager gelegen plein. Bij het bereiken van het centrum bemerkten we op een thermometer dat de temperatuur ondertussen was opgelopen tot 31° C en dit omstreeks 13:00 uur exact. Alvorens de kerk te bezoeken en de dorst te lessen, konden we bij een lokale bakker, ‘La Mélodie du Pain’, enkele blikjes cola aanschaffen voor onderweg. Nadien hielden we even halt op het terras van bar ‘Le Chantilly’. Onze cola dronken we, gelet op het prijskaartje, tot de laatste druppel. Een tweetal noorderburen op toer in een oldtimer, welke, niet lettend op de prijskaart, koffie en broodjes bestelden, werden nadien toch wat bleker in het aangezicht toen de rekening werd gebracht. Na onze drankpauze bezochten we even de kerk in Maroilles en konden er de relieken aanschouwen van St.-Humbertus, alsook een schilderij, voorstellend de onthoofding van Jakobus. De stad is ook bekend omwille van zijn gelijknamige kaas, de Maroilleskaas, maar die zouden we later op de dag kunnen proeven. Na het bezoek aan de kerk, was het tijd om opnieuw op pad te gaan. Vanaf nu volgden we de Via Scaldea en dat zou de komende dagen het geval zijn.

Alvorens Maroilles te verlaten, begaven we ons nog even tot op de Place de la Mairie, teneinde ons Compostelaboekje te laten voorzien van een nieuwe stempel. We stapten even later tegenover de Mairie de Voie Communale de l’Abbaye in, om nog enkele restanten te zien van de vroegere rijke Benedictijnenabdij, onder andere een schuur, een watermolen en een gedeelte van het gastenkwartier. Een bocht rechtslinks later, stonden we ter hoogte van de oude watermolen en de rivier de L’ Helpe Mineure. Via een stenen trap daalden we af naar de lager gelegen Rue de la Basse. Een wandelboom gaf ons te kennen dat we een Streek-GR volgden, met name de ‘GR de Pays Avesnois-Thiérache “Bocage et Maroilles”, alsmede het ‘Circuit des Renoncules’. Deze Rue de la Basse volgend, bereikten we even later de D32. We hielden dezelfde richting aan, om even verder de links gelegen Rue des Vigniers te kiezen. Een landelijk wegje, kronkelend tussen de weiden, alwaar de koeien vaak even verbaasd waren als wijzelf. Nog steeds voorzien van een flinke portie zonneschijn, trokken we verder via dit aangenaam en rustig baantje tot aan de kruising met Aie Madeleine. Even ontstond verwarring toen we ons bevonden in de Chemin Hazard, doch enkele buurtbewoners wezen ons de juiste weg.

Ongeveer halverwege de Aie Madeleine, in een lichte bocht en voorzien van enkele schaduwrijke bomen, haalden we ons laatste blikje cola boven, nog net drinkbaar omwille van de hitte. De klok gaf reeds 14:35 uur aan en zo te zien op het plan, hadden we nog een eindje te gaan. Maar desondanks namen we toch even een pauze en genoten van beide verkoelingen, het drankje en de schaduw van de bomen. De straat mondde uit op de D232, de Route de Cartignies, welke we volgden naar rechts, tot op de D32, zowat de volgende bocht. Het ging vanaf nu verder zuidwaarts langsheen deze D32, ondertussen geheten Route de Prisches. Op die manier kregen we een eindeloos lang lijkende asfaltweg te verwerken, nog steeds tussen uitgestrekte akkers en weilanden. Ontelbaar waren ondertussen het aantal opgemerkte koeien. Naarmate we de D32 verder bewandelden, bevonden we ons vervolgens op de Rue des Vallées, een naam die geen verdere uitleg behoeft. We hebben inderdaad sinds het vertrek uit Maroilles weinig vlakke kilometers ervaren. Het uitgestrekte landschap met de unieke vergezichten werd slechts af en toe onderbroken door de aanwezigheid van een enorme hoeve.

Aan alles komt ooit een einde, zo ook aan de D32, welke uitmondde op de D964, de Rue Raymond Wastiaux. Hier wandelden we linksaf richting centrum van Prisches. Luttele minuten later stonden we oog in oog met de ‘Eglise Saint Nicolas’. Een kerk met een wel bijzondere toren. Een monument ter ere van de slachtoffers uit de oorlog sierde het voorplein. Onder nagenoeg een stralend blauwe hemel, konden we even genieten van de aangename sfeer uitgaande van dit dorp. Vermits we voorheen een slaapplaats hadden kunnen regelen niet ver van de kerk vandaan, ging het vooreerst verder via de Chemin du Friset en nadien de Rue du Rejet du Bourdiau. Omstreeks 16:15 uur de juiste woning gevonden, begaven we ons via de oprit naar de woning, toen we werden tegemoet gereden door de gastheer Alain. Na een hartelijk welkom, werden we begeleid naar de woning en maakten er kennis met de echtgenote Valérie en een aantal van hun kinderen. We konden meteen onze spullen kwijt in een aanbouw en werden er getrakteerd op een glaasje ‘Cidre de poire’, naar verluid een specialiteit uit Normandië. Na een verkwikkende douche en uiteraard een leuke babbel in open lucht, ging Alain over tot het bereiden van een barbecue. Een stuk vlees ter grootte van onze rugzak, ging op de rooster. Geruime tijd later konden we met een tiental personen aanzitten voor een smakelijk avondmaal. Het vlees, voorzien van groentjes, gevolgd door een kaasschotel, met inderdaad de Maroilles en tot slot een soort ‘Crème Brulée’, het heeft naar behoren gesmaakt.

Nadat maatje stilaan de tafel zag verhogen, omwille van de  vermoeidheid, ging het nadien richting bedje, een verdieping hoger. Het huis, gedeeltelijk recent gerenoveerd, kan wel een aantal gasten herbergen. We genoten in ieder geval van een verdiende nachtrust. Met oprechte dank alvast aan Valérie en Alain voor de gastvrijheid en de gemoedelijke sfeer tijdens ons verblijf. Bovendien de lekkere maaltijd, de heerlijke douche en het opwekkend aperitief. Onze wandeldag werd dan ook afgesloten met de boekhouding: een dagetappe van 22,296 km, goed voor 29729 stappen, 1043,8 cal in een tijd van 5.33.59 uur. De volgende ochtend zou beginnen met een ontbijt ten huize van... maar dat is voor een volgend verhaal.”

maandag 28 september 2020

377: Maubeuge, Woensdag 06 juli 2016, 25,227 km. (7662,788 km.)

“Na een zalige nachtrust in Maubeuge, konden we vandaag beginnen aan een volgende etappe op weg naar Reims. Na het ochtendtoilet, het inpakken van het materiaal en een lekker ontbijt bij de zusters, werd het tijd om afscheid te nemen. Een knuffel en enkele foto’s als souvenir later, stonden we opnieuw op straat, klaar om een volgende etappeplaats te bereiken. Het was dan ook reeds 09:10 uur toen we opnieuw onze weg zochten naar de brug over de Samber, ter hoogte van de rotonde aan de Place Jean Mabuse. Ditmaal, voorzien van een aangenaam zonnetje, gingen we aan de rotonde linksaf en volgden de Mail de la Sambre, een breed voet- en wandelpad, evenwijdig met de rivier. Rechts nog enkele winkels, als afscheid van deze toch wel drukke stad. Gekomen aan de rotonde ter hoogte van de D902, de Boulevard de l’Europe, kruisten we de drukke weg en namen aan de overzijde het jaagpad, de Chemin de Halage, langsheen de Samber als volgend wandeldoel voor de komende uren. Het smalle asfaltbaantje volgend, keerde weldra de rust en de stilte terug. Volgens onze wandelgids, zouden we ook nu, tijdens het volgen van het traject van de Via Gallia Belgica, dit jaagpad dienen te volgen over een lengte van zowat 6 km. We hadden echter een naar voorgevoel, dat het wel eens anders zou kunnen verlopen.

Maar goed, met links de rustige Samber welke we stroomopwaarts volgden en rechts wat beplanting, keken we uit naar een aangename wandeldag. Toen we nog even achterom keken, zagen we de restanten van de enorme vestingwerken, van de hand van Sébastien Le Prestre de Vauban, langzaam maar zeker achter de bocht verdwijnen. We stapten doorheen een gebied met een rijke geschiedenis wat betreft de staalnijverheid, doch konden toch hier en daar reeds leegstaande panden zien, getuige van een rijker verleden. Nog maar echt goed op dreef op het jaagpad, kregen we enkele bochten verder al het eerste obstakel. Ter hoogte van een brug over de Samber was men doende met werkzaamheden, bijgevolg ‘Route barrée’. Een paar arbeiders en wellicht ook een werfverantwoordelijke gaven ons aanwijzingen om onze tocht verder te zetten. We dienden het jaagpad te verlaten en via een kleine omweg te wandelen tot aan een volgende brug over de Samber, alwaar we opnieuw het jaagpad zouden kunnen bereiken. De omleiding zou duidelijk aangegeven zijn door gele bordjes, waarvan helaas geen enkel spoor. Op goed geluk dan maar een lokale inwoner aangesproken, welke ons leidde naar een ‘passerelle’ over het spoor, om vervolgens een brug over de Samber te bereiken.

We volgden dan ook deze gouden raad via de Rue Alfred Krieger en de Rue Dorlodot, waarna we konden beginnen om onze wandelkar via de trappen, over de passerelle heen te krijgen. Op weg daarheen opnieuw enkele enorme fabriekshallen en zelfs een gloednieuwe moskee in aanbouw. Uiteindelijk lukte het toch, na heel wat moeite, over de spoorlijn heen te geraken. Via de Avenue de l’Abbé Jean de Deco lukte het om een volgende brug over de Samber te bereiken. Een trap liet ons toe opnieuw af te dalen naar het lager gelegen jaagpad. Zo liepen we alweer heel wat vertraging op ons voorziene schema op. Het jaagpad had ondertussen een nieuwe bodemlaag verkregen, het asfalt had plaats gemaakt voor fijn grind. Het is dan zalig wandelen, vooral gelet op het kraken van de kleine steentjes. Aan weerszijden van het jaagpad bevond zich nu gras en het moet alweer gezegd, voldoende gemaaid, teneinde de doorgang te vrijwaren. In eigen land hebben we al vaker rechtsomkeer gemaakt wegens ontoegankelijk. Enkele vroege joggers waren zowat de enige beweging op en omheen het water. Een tijdje gestapt, kwamen we langsheen een bord met de verwijzing naar het Forêt de Mormal, dat zich 23 km verder bevond en tevens Haumont op 3 km, onze volgende bestemming. Mogelijks een zetduiveltje bij de maker van de borden, het gaat immers om Hautmont.

Enkele oriëntatiepunten, vermeld in de Via Gallia Belgica gingen aan het oog voorbij, onder andere een watertoren aan de overzijde van de Samber en een elektriciteitscentrale. Volgens onze notities onderweg, bemerkten we beide objecten omstreeks 10:45 uur. Altijd leuk om te ervaren dat men zich nog altijd op de juiste weg bevindt. Zowat een kwartier later, hielden we op het jaagpad even halt, teneinde een hapje te eten. Een stukje brood, met chorizo op Frans grondgebied en daarbij ingevoerd fruitsap, als dat maar niet leek op te veel vertrouwen op een goede afloop. We poseerden er even gewillig naast een graffiti kunstwerk en wuifden even mee met het handje. Wat verder vonden we nog wat grote rotsblokken in een grasperk en konden er even een rustpauze nemen en genieten van de stilte en de pracht van de omgeving. We wandelden tot slot verder langsheen het jaagpad, toen we een blauwe slagboom bereikten en al klimmend het jaagpad verlieten naar de hoger gelegen brug over de Samber. We hadden de sluis ter hoogte van Hautmont bereikt. We naderden stilaan het middaguur. We gingen links de brug over naar het centrum van Hautmont. Vooreerst deden we er enkele inkopen in de Carrefour City op de Place du Général de Gaulle.

Nadien maakten we even een ommetje langsheen de Rue de la Mairie, om daar te ervaren dat de Mairie gesloten was tot 13:30 uur. Wat lang om te wachten op een stempel, dus verlieten we vrij vlug het centrum. Opvallend veel leegstaande winkels, was alvast een indruk die we zouden onthouden. We daalden opnieuw de Avenue Marcel Aime af richting brug over de Samber. Net voor de brug zouden we nu de links gelegen Rue des Bateliers dienen te volgen, alwaar we wat verderop opnieuw het jaagpad stroomopwaarts zouden volgen, ditmaal op de andere oever van de Samber. Toen we de plek bereikten, ter hoogte van een blauwe slagboom, bemerkten we dat het jaagpad opnieuw was afgesloten. Een bord, voorzien van de tekst ‘Route barrée’ en een aantal foto’s met aanduiding van de te volgen omleiding, daar dienden we het dan mee te doen. De gele pijltjes op het infobord gaven alvast een idee van het aantal bijkomende kilometers. We dienden dus op onze stappen terug te keren en begonnen dan maar aan de omleiding via de Rue des Bateliers, de brug over de Samber en vervolgens langsheen de Rue Gare, links de Rue de Boussières (D457) en tot slot links de D800. De Rue de Boussières was een klim om niet vlug te vergeten. Toen we de rotonde bereikten aan de D800, zagen we links in de verte reeds de brug over de Samber.

We daalden dan ook af langsheen de vangrails tot we net over de brug, via een nogal hachelijke afdaling langsheen het talud, terug het jaagpad bereikten. We konden eindelijk opnieuw de aangewezen route volgen. Toen we veilig en wel het jaagpad onder de voeten hadden, was het reeds 13:10 uur geworden, we hadden dus ruim één uur verloren omwille van de omleiding. We namen dan ook nog even een korte pauze om iets te eten, alvorens koers te zetten naar de volgende halte. We hadden dan ook stilaan de hoop laten varen, zonder verdere kleerscheuren onze logeerplaats te bereiken. Het te volgen jaagpad was ondertussen veranderd in een graspad, met in het midden een smalle wegel bestaande uit fijn grind. Gelet op de recente maaibeurt, ideaal om verder te wandelen. Ondanks af en toe wat bewolking, konden we toch genieten van af en toe wat zon en het werd dan ook warmer in vergelijking met de vorige wandeldagen. Verder stappend langsheen de kronkelende Samber ging het volgens de wandelgids onder een drietal bruggen door. Een eerste spoorwegbrug en de brug van de D800 hadden we gemist, dus restte enkele nog de brug van de D307, de Rue de Boussières. Even voorbij de laatste brug, voorzien van gele stippen, verlieten we het jaagpad en het gras dus.

Na een stukje onverharde weg tussen het struikgewas, bereikten we de Rue de Rocq, asfalt dus met andere woorden. We bereikten vervolgens de reeds vermelde D307, alwaar we rechts hielden, volgens info bevonden we ons op de plek geheten ‘Le Point d’Arrêt’, daar was het echter nog iets te vroeg voor. We gingen vervolgens onder de spoorweg door om aldaar de Rue Jean Messager in te gaan. Een tijdje later bereikten we de zeer drukke D959, de Rue d’Aulnoye, met links van ons het centrum van Saint-Remy-du-Nord. Hier hadden we tevergeefs gezocht naar een plaats om te overnachten de vorige dag, met als gevolg een herschikking van de dagetappes. In plaats van naar links, ging het rechtsaf richting Bachant en vrijwel onmiddellijk kwamen we langsheen de begraafplaats van Saint-Remy-du-Nord, ook hier troffen we enkele Commonwealth War Graves aan. De erg drukke weg verder bewandelend, bereikten we een bushokje aan de halte ‘Les Prés Pouillons’ met ernaast een telefooncel welke al een tijdje buiten gebruik leek te zijn. We hielden er een korte drankpauze. Nadien ging het nogmaals onder een spoorweg door en bevonden we ons nog steeds op de D959, nu Rue de Maubeuge genaamd. We zagen even later het grensbord van Bachant bezijden de weg.

Zowat 600 m verder, ter hoogte van een grote Calvarie, ging het rechtsaf in de gelijknamige Rue du Calvaire. We waren enigszins opgetogen, de drukke weg te kunnen verlaten. Niet meteen een ideale plek om een wandelkar te trekken of te duwen, met het voortdurend voorbij razend verkeer. We stapten doorheen een rustige woonzone, met opvallend veel ‘Bonjour’ van de voorbijgangers, tot we ter hoogte van een viersprong de links gelegen Rue de la Puissance namen. In een bocht naar rechts konden we nog een mooie kapel bewonderen, om uiteindelijk het van veel groen voorziene kerkplein van Bachant te bereiken ter hoogte van de Rue Maurice Poirette. Het was reeds 15:50 uur en we hadden zowaar behoefte aan een koel drankje, maar bovendien een sanitaire stop. Aan de overzijde van de kerk bemerkten we dan ook een klein café, ‘Du Centre’ geheten, met een tafeltje en wat stoeltjes in open lucht. We genoten er van een verfrissing en verkregen er van de uitbaatster, Mme. Ghiron, een stempel in het boekje.

Terug op weg, volgden we nog even de Rue Maurice Poirette, om vervolgens rechtsaf te gaan in de Rue du Président Kennedy naar de brug over de Samber. Een waterloop welke tijdens de voorbije dag reeds aan breedte had ingeleverd. De bestaande brug echter bleek niet toegankelijk, nog maar eens ‘Route barrée’ dus, doch ernaast lag een voorlopige noodbrug, zij het slechts toegankelijk tot max. 1 ton. Gezien onze drankvoorraad echter danig was geslonken, zouden we wellicht het gewicht niet overschrijden. Eenmaal de brug over, ging het onmiddellijk linksaf, teneinde opnieuw het jaagpad te volgen stroomopwaarts, ditmaal richting Aulnoye-Aymeries, onze eindbestemming van de dag. We waren terug voorzien van stilte en vooral rust langsheen het smalle asfaltpaadje langs het water. Via deze weg, af en toe herleid tot amper een wegel en voorzien van wat gras, vorderden we gestaag naar de volgende brug over de Samber. Een wegwijzer op het jaagpad, ‘Halte d’Aymeries 3,5 km’, gaf ons alvast een idee over de nog te overbruggen afstand.

Op weg daarheen terug genieten van een mooi stukje natuur, bomen, struiken en vaak hoge grasbermen, waar zelfs de schapen voorzien zijn van een trap teneinde bij het hoger gelegen gras te kunnen komen. Na tal van bochten, een natuurlijk gevolg van het verloop van de Samber, bereikten we de volgende brug over de Samber nabij het dorp Pont-sur-Sambre, dat zich rechts van ons bevond. We staken naar links de brug over, teneinde aan de overzijde opnieuw het jaagpad , de Chemin de halage, verder te volgen op de andere oever. Op de brug zelf bemerkten we een gedenkplaat ter ere van de 3e Division Blindée US, die dankzij het verzet de brug kon oversteken. De brug zelf bevindt zich op de D961, de Chaussée Brunehaut. Maatje kon dadelijk de camera hanteren, aangezien we enkele kleine sluizen zouden passeren, waarvan een eerste ‘Ecluse N° 5’. Idyllisch zoveel is zeker, maar verlaten. Dat gold eveneens voor een voormalig ‘Bassin de Pisciculture – Les Brochets’, waarvan enkel nog een roestig toegangshek als stille getuige van weleer fungeerde.

Het jaagpad wijzigde af en toe wat betreft het bodemoppervlak, nu eens asfalt, dan weer gras, een eindje grind, maar steeds voorzien van een mooie groene omgeving. Jammer genoeg ook een gedenksteen voor een vijftal gesneuvelde Fransen op 2 september 1944. Stilaan naderden we Aulnoye-Aymeries en dat bleek toen de eerste huizen in zicht kwamen en we het verkeer konden horen. Het traject van een GR volgend, zouden we vrijwel zonder problemen de stad worden ingeleid. Toeval of niet, ter hoogte van een volgende brug over de Samber, bemerkten we GR-tekens links van de weg. We waren toen van oordeel dat we hier het jaagpad dienden te verlaten, om aldus naar het centrum te wandelen. Dit geschiedde dan ook ter hoogte van de Chemin de l’Abreuvoir, alwaar we vrijwel meteen aankwamen op de Rue de Pont-sur-Sambre. Het gevoel dat er iets niet klopte bleek juist, we waren een brug te vroeg van het jaagpad weggegaan. Navraag in café d’Aymeries aan de overzijde van de weg, leerde ons dat we gewoon de weg naar rechts dienden te volgen en automatisch het centrum zouden bereiken, zonder te moeten terugkeren naar het jaagpad. We wandelden dan ook langsheen de D117, de Rue la Fontaine tot aan een eerste rotonde. Aldaar bemerkten we rechts van ons de juiste brug die we hadden moeten treffen. Maar goed, dat was dan alvast het startpunt voor de volgende ochtend.

Aan de rotonde gingen we naar links, op zoek naar onze logeerplaats. We stapten langs de Rue Roger Salengro, de Rue de l’Hôtel de Ville en de Rue Saint Martin. Uiteindelijk bereikten we omstreeks 18:00 uur onze slaapplaats, alwaar we werden onthaald door abbé Faustin. Vermits echter een doopplechtigheid werd voorbereid in de zaal waar we onderdak zouden vinden, dienden we even te wachten in een kleine vergaderzaal. Het wachten duurde heel wat langer dan voorzien, we maakten dan ook van de gelegenheid gebruik iets te eten en te drinken. Pas om 19:45 uur werden we gehaald en konden we terecht in de Salle St. Martin, teneinde er ons slaapplaats in te richten. Doch ons hoorde je niet meteen klagen. We hadden de beschikking over een wastafel, toilet, ijskast, microgolf, snelkoker en bovendien konden we de ruimte verduisteren tijdens de nacht. Al bij al een sterrenhotel in de ogen van een vermoeide pelgrim. Deze dagetappe was dan ook goed voor 33637 stappen, 1225,9 cal en een afstand van 25,227 km in een wandeltijd van 6.08.38 uur. Hoeft het nog gezegd, na een zalige wasbeurt, een kopje koffie en wat napraten, voelde de slaapzak aan als een echt bed. Morgen zouden we onze tocht voorzien van een vervolg.”

376: Vieux-Reng, Dinsdag 05 juli 2016, 15,792 km. (7637,561 km.)

“Vandaag waren we toe aan onze tweede dagetappe van een elf dagen durende tocht doorheen het noorden van Frankrijk. Gisteren immers, na het overschrijden van de Belgisch-Franse grens, bevonden we ons in het Département du Nord. Meer bepaald in de gemeente Vieux-Reng. Na een nacht te hebben verbleven in de Salle des Sports, begon de dag dan ook met het koken van een kom water, teneinde de dag te beginnen met een kopje Nescafé en daarbij de rest van de koekjes van de vorige dag. Immers, in Vieux-Reng dienden we het te stellen zonder ‘boulangerie’. Met uitzicht op het riviertje ‘La Trouille’ lieten we onze campingbrander dan ook aan het werk. Ondertussen genoten we van het uitzicht op de lokale St. Cyriacuskerk. Toen we even later zo goed als klaar waren met het ontbijt en alle materiaal opnieuw veilig en wel was opgeborgen in de wandelkar, kregen we nog het bezoek van de maire, Philippe Bracellet. De man was zo vriendelijk te informeren, hoe ons verblijf was verlopen. Uiteraard bedankten we voor de aangeboden slaapplaats, waarna we vertelden hoe de komende dagen zouden verlopen. Alvorens definitief de dagetappe aan te vatten, brachten we nog een bezoekje aan de ‘Mairie’, teneinde er een stempel te verkrijgen in ons Compostelaboekje. De klok wees dan ook reeds 09:05 uur aan, toen we afscheid namen en koers zetten richting Maubeuge. Een dag welke opnieuw niet probleemloos zou verlopen, een stukje Via Gallia Belgica met hindernissen dus.

We verlieten de Place de la Mairie, met het gebouw links van ons, teneinde een doodlopende straat verder in te wandelen. Korte tijd nadien, kregen we gras onder de schoenen, nog enigszins nat van de ochtenddauw en stapten tussen de weiden door. We bereikten opnieuw de openbare weg ter hoogte van de Rue Goffaux, alwaar we linksaf draaiden, richting ‘La Trouille’. Daar aangekomen konden we vaststellen dat het brugje gedeeltelijk was beschadigd als gevolg van recente overstromingen. De toegang tot het brugje was afgesloten door wit-rode linten, met daarbij het bord ‘Route barrée’. Aangezien we nu toch al een tijdje met pensioen zijn, mocht het wel eens uitzonderlijk, het verbod te negeren. We kropen onder de linten door, wandelden over het brugje over ‘La Trouille’ en volgden het graspad langsheen het water. Even verder waren we er echter aan voor de moeite, vermits een tweede bord de verdere doorgang niet toeliet. We gingen toch even een kijkje nemen, doch de oever was verdwenen door het wassende water en er was geen doorkomen aan. Een eerste omleiding dan maar. We namen de dichtst bijzijnde openbare weg, de Rue du Huit Mai 1945 en wandelden op goed geluk de straat uit, min of meer op oriëntatiegevoel. We arriveerden aldus op de D159, de Rue de Marpent en gingen rechtsaf, min of meer in de richting van het verloop van het riviertje. De straat reeds een eind ingewandeld, ontdekten we tot onze verbazing een compostelasticker op een lantaarnpaal. We zaten dus toch op de juiste route.

Op een volgend kruispunt dienden we rechts te houden en wandelden bijgevolg de Chemin du Hameau in, welke vrij vlug veranderde in een grindweg. Eenmaal de bebouwing achter ons gelaten en we de open velden naderden, namen we even de tijd een hapje te eten. Het was ondertussen reeds 09:45 uur geworden en er restte ons weinig anders in het lunchpakket dan ice-tea en koekjes. Hoeft het nog gezegd, dat we al een tijdje op zoek waren naar een winkel? Na deze inwendige versterking volgden we verder het lange grindpad, min of meer rechtdoor, tussen uitgestrekte akkers en weiden. Geruime tijd later bereikten we het kruispunt van de D28 en de D159. Het kruispunt dat we normaal gezien hadden moeten bereiken, komende van rechts. Een blik in de wandelgids leerde ons vrij vlug, dat we opnieuw op de juiste route waren aangekomen en we rechtdoor de D159, de Rue des Roblins, dienden op te gaan, richting Villers-Sire-Nicole. We wisselden bijgevolg het grind voor een betere wegbedekking. De weg kronkelde doorheen het landschap en liet ons ook ervaren, dat we de komende tien dagen, nog weinig zouden kunnen rekenen op vlakke wegen. De hellingen zouden elkaar opvolgen met de regelmaat van een klok. Nog altijd met een bewolkte en vaak dreigende hemel, bereikten we het plaatsnaambord van Villers-Sire-Nicole, zoals gebruikelijk in de streek, getooid met bloemen.

We stapten voorbij de restanten van een voormalige brouwerij, een ‘Brasserie Cooperative’ en kruisten de Ruisseau de l’Hôpital. Vervolgens namen we ter hoogte van het huis n° 38 een links gelegen pad, geheten Moulin de la Salmagne, dat ons vrij snel doorheen een stuk bos zou leiden. Het pad volgde het verloop van de eerder vermelde Ruisseau. Erg modderig en vrij kleverige grond, had als gevolg dat de schoenen vlug heel wat zwaarder waren geworden. Opvallend was vaak de rode kleur van de ondergrond. Af en toe hadden we af te rekenen met wat steenslag en zelfs stukken rots behoorden tot het wandeltraject. Maar, al bij al toch een mooi stukje natuur. Eenmaal doorheen het bosje, namen we even de tijd om de wandelschoenen en de wandelkar moddervrij te maken en volgden nadien de openbare weg, de Rue Vieux Moulins, welke later overging in de Rue des Moulinots. Het einde van de straat bereikt, kwamen we op de D228, de Rue de Villers Sire Nicole, welke we volgden naar links. Op die manier waren we aangekomen in Bersillies. Een pleintje voorzien van een klein oorlogsmonument lieten we rechts liggen en we volgden nu de Rue de Maubeuge. Een Salle des Fêtes uit 1934 stond er wat troosteloos bij. Het ging verder tot aan de Mairie, waar gesloten rolluiken slechts een teken waren, dat de Mairie gesloten was. Sommige van deze gebouwen waren amper twee uur in de week geopend. Niet moeilijk, gelet op het geringe aantal inwoners van sommige gemeenten.

Tegenover de Mairie, wandelden we de Rue de Mairieux in. Vooreest nog geflankeerd door woningen, kregen we al snel opnieuw de vrije natuur om ons heen. De Rue de Mairieux ging over in de Rue de Bersillies en vrij snel kregen we de kerk van Mairieux in zicht. Vooreerst echter ging het langsheen een oude bunker links van de weg. We namen even de tijd om de église Saint André te bezoeken, waarna we onze route vervolgden via de D136, de Rue Haute. Hier hadden we even later wat meer geluk, vermits de mairie van Mairieux was geopend. Een volgende ‘tampon’ in het Compostelaboekje was dan ook een feit. We hielden dezelfde richting aan, waarbij de Rue Haute overging in de Rue du Canougue. Een eindeloos lijkende straat, bracht ons tot slot ter hoogte van de drukke verkeersader, de N2, de Route de Mons. Bezijden de weg bemerkten we dan ook het grensbord van de stad Maubeuge. Volgens onze wandelgids heette deze plek La Banlieue. Met de nodige voorzichtigheid omwille van het zware vrachtverkeer, raakten we toch veilig aan de overzijde en volgden rechtdoor de Rue du Grand Bois.

We vorderden gestaag langsheen deze lange, verkeersarme kronkelende weg, in het begin nog min of meer geflankeerd door enkele woningen. We lieten de Chemin du Héron rechts liggen, vervolgens de Rue des Sars links. De laatste woningen waren we ondertussen voorbij en in de plaats verkregen we links en rechts wat bomen, maar vooral uitgestrekte landerijen. Op het einde van de weg, alwaar zich een bocht bevond naar links, ter hoogte van een vijver, verlieten we evenwel de Rue du Grand Bois, teneinde een karrenspoor naar links te volgen. Maar daar was amper nog iets van te bemerken. Een modderige strook land en wat verderop onkruid van een meter hoog, het was even zoeken naar een gepast doorkomen. Het karrenspoor zou naar rechts draaien, langsheen een bunker. Die bemerkten we inderdaad even verderop. Met heel wat moeite, bereikten we toch de erachter gelegen Ferme du Grand Bois en toch opnieuw vaste grond onder de voeten. Helaas werd maatje daar opgeschrikt door twee enorme Berner Sennenhonden, die nogal agressief uit de hoek kwamen. Gelukkig hadden de eigenaars het geblaf gehoord en riepen hun dieren tot de orde. Niemand immers had verwacht, dat langsheen een verdwenen pad, zich nog twee pelgrims zouden wagen.

Eenmaal terug wat verharding om op te wandelen, passeerden we een onderstation van Gaz de France en even verder enkele terreinen van de école Jean de la Fontaine. We stapten omheen het voetbalveld, ondertussen voorzien van fris regenwater, tot we uiteindelijk opnieuw de openbare weg hadden bereikt. We bevonden ons thans in de Boulevard Jean de la Fontaine. Tegenover de ingang van het complex sloegen we linksaf in de Boulevard Pierre Corneille. Gekomen aan het eerst volgende kruispunt ging het linksaf in de Boulevard Molière, alwaar we enkele honderden meters verder een rotonde bereikten. Meteen rechtsaf, richting centrum van Maubeuge. Vooreerst ging het via de Avenue de Alphonse de Lamartine, een mooi aangelegde laan, omgeven door diverse grote handelszaken. Vanaf nu hoefden we enkel nog maar de richting Centre Ville aan te houden en daalden we op die manier langzaam af naar de lager gelegen Samber. Met andere woorden, via de Route de Feignies, de Rue Pierre Bérégovoy, de Avenue Franklin Roosevelt en de Avenue Jean Mabuse. Ter hoogte van de rotonde op de Place Jean Mabuse bereikten we dan ook de brug over de Samber. We bevonden ons nu middenin een zonnig Maubeuge.

Alvorens echter onze logeerplaats op te zoeken, werd eerst gedacht aan wat mondvoorraad voor de volgende dag en natuurlijk een hapje, vermits we de klok van twaalf uur, al lang voorbij waren. Op de reeds vermelde Avenue Jean Mabuse vonden we dan ook een broodjeszaak en konden er even genieten van een gezond broodje en een kopje koffie bij Daisy Cake. Nadien staken we de weg over, teneinde aan de overzijde in de Spar over te gaan tot de aankoop van water, fruitsap, kaas, brood en worst. Zo zouden we de volgende dag beslist doorkomen. Na nog wat van nabij de Samber te hebben bekeken, gingen we op zoek naar ons onderkomen voor de nacht. We vonden deze om de hoek, bij enkele zusters van ‘La communauté des soeurs de Sainte Thérèse. We werden er dan ook bijzonder hartelijk onthaald door de zusters Marie-Jeanne en Marie-Olga. Een kopje koffie en een stukje rabarbertaart als welkom, ons hoorde je niet klagen. Na een verkwikkende douche en na een bed te hebben verkregen in een gedeelte van het woonhuis, mochten we omstreeks 18:30 uur mee aanzitten voor een lekker avondmaal. Een stukje vis, op een speciale manier bereid en voorzien van worteltjes, boontjes en rijst. Een pelgrim is al meer dan tevreden. Als toetje verkregen we nog de rest van de rabarbertaart en konden nadien genieten van een zalige nachtrust.

We sluiten nog even af met wat gegevens. Onze tweede dagetappe van Vieux-Reng tot in het centrum van Maubeuge was goed voor 21056 stappen, 747 cal en 15,792 km in een wandeltijd van 3.59.17 uur. Een eerder korte etappe dus, aangezien we geen onderkomen hadden kunnen regelen in het geplande Saint-Remy-du-Nord. Vandaar dan ook een aangepast traject voor de volgende dag, dat ons zou brengen tot in Aulnoye-Aymeries. We eindigen dan ook met een bijzonder woord van dank aan de zusters en tevens abbé André Benoît, welke zorgde voor de nodige contacten.”