maandag 23 november 2020

420: Chablis, Zaterdag 08 juli 2017, 15,736 km. (8571,857 km.)

“De ideale manier om de dag te beginnen, ontwaken in een half open tentje en meteen de zon zien stralen. Even later genieten van het ochtendtoilet, een lekkere beker verse koffie en een kort ontbijt. Daarna opnieuw de bagage inpakken, nog even de route bekijken en vervolgens beginnen aan een nieuwe wandeldag, richting Vézelay. We begroetten nog even de uitbaatster van de camping, vooral voor haar gastvrijheid en behulpzaamheid. We verkregen toen een stadsplan en het advies om een andere, kortere route te nemen, teneinde Chablis te verlaten. De vrouw tekende dan ook de te volgen weg op het plan. Op die manier konden we het drukke centrum vermijden en kwamen we aan de rand van de stad automatisch opnieuw terecht op de ‘Via Campaniensis’. Het was dan ook reeds 08:40 uur toen we de Camping du Serein verlieten, na vooreerst nog enkele foto’s te hebben genomen. We konden nu pas goed op weg. We wandelden het brugje over Le Serein over en gingen linksaf via de Quai Paul Louis Courier, zowat langsheen dezelfde weg als de avond voorheen. Op het einde van de weg, bereikten we de brug over Le Serein, ter hoogte van het kruispunt met de Rue des Deux Ponts. Bezijden de weg stond een wandelpaal, met het aantal kilometers richting Santiago de Compostela, ditmaal lazen we 2076 km. Dat waren er zowat 66 meer dan enkele dagen geleden in Ervy-le-Châtel. Dat vaak die aanduidingen niet exact overeen stemmen met de werkelijkheid, dat zouden we de komende dagen nog ervaren.

Net alvorens we de tweede brug over Le Serein bereikten, onmoetten we onze Amerikaanse en Ierse vrienden van de dag voorheen. De man probeerde even onze ‘Betty Wheels’ uit, nam enkele foto’s en bovendien werden gegevens uitgewisseld. Na nog een ‘Buen Camino’, stapten we de brug over en sloegen linksaf via de Quai Voltaire. We bevonden ons nu op de andere oever van Le Serein. We volgden opnieuw de rood-witte markeringen van de GR654. We passeerden op de Quai een oude wasplaats en hielden vervolgens dezelfde richting aan tot aan de rechts gelegen Boulevard de Ferrières. Waar hadden we die naam voorheen nog gezien? Onderweg bemerkten we tal van gekende wijnhuizen, waarvan de gebouwen al even indrukwekkend overkwamen als de namen zelf. De Boulevard de Ferrières mondde uit op een pleintje, de Place Lafayette en zo stapten we recht op het ‘Hotel de Ville’ af. Rechts konden we een beeld opvangen van een van de vroegere toegangspoorten. Net vóór het stadhuis, volgden we naar links de Rue Jules Rathier, ook hier alweer hetzelfde beeld… viticulteurs à volonté. We bereikten wat verder de Place du Géneral Gras, met op de hoek een Proxi Marché. Tijd voor de eerste inkopen van de dag: een blik ravioli, een pot Nescafé en een blik Cola. We wandelden even later de rechts gelegen Rue Emile Zola in. Het was inmiddels duidelijk dat het centrum van Chablis achter de rug was.

In het verlengde van de Rue Emile Zola, kwamen we terecht op de D462, de Rue de Valvan en die eindigde ter hoogte van de drukke Boulevard Pasteur, de D62. Het kruispunt was gelukkig voorzien van enkele fraaie verkeersgeleiders, waarop de lavendel welig tierde. We staken de D62 over teneinde aan de overzijde verder de D462, de Rue des Butteaux te volgen. Op de hoek van de straat verkregen we een eerste verwijzing naar onze eerste bestemming, met name Courgis. Enkele honderden meters verder, bereikten we ter hoogte van een splitsing een klein buurtparkje. Hier hielden we even halt omstreeks 09:30 uur om te genieten van een koek blikje Cola en tevens een rustpauze op een zitbankje. Na deze ochtendpauze, gingen we opnieuw op weg. We lieten het pleintje rechts liggen en volgden verder de D462, de Rue des Butteaux, richting Courgis. Ter hoogte van een volgende splitsing, verlieten we de D462 en wandelden langsheen een pad rechts, voorzien van gele markeringen. Een zogeheten plaatselijke wandelroute, een bordje bezijden de weg gaf aan: Courgis 6,5 km. We konden vrijwel onmiddellijk beginnen met de eerste beklimming van de dag. Eenmaal de laatste huizen voorbij, belandden we opnieuw tussen de wijngaarden. Zowel links als rechts kregen we druiven te zien, weliswaar nog veel te klein om al even te proeven. Dit in tegenstelling tot vorig jaar in september, toe we voorbij Reims, af en toe konden proeven van de zoete druiven.

Na de stad Chablis achter ons te hebben gelaten, verschenen opnieuw de beboste heuvels, met op de flanken de bekende wijngaarden van Chablis. De weg kronkelde zich tussen de wijngaarden door en we wonnen nog steeds aan hoogte. Een blik achterom liet ons nog even Chablis zien in de diepte van het dal gelegen. Zowat op het hoogste punt gekomen, bereikten we ter hoogte van een stukje bos een nieuwe splitsing in de weg. Hier dienden we links aan te houden, teneinde op het juiste pad te blijven. Wat verder bereikten we rechts van het intussen grindpad, een soort schuilhut voor de arbeiders in de wijngaarden. Op de warme bakstenen koesterden enkele hagedissen zich in het zonlicht. We hielden dezelfde koers aan om wat verderop een schuilhut aan te treffen links van het pad. Hier hielden we om 10:45 uur even een korte pauze om vooral te genieten van het uitzicht over de omliggende wijngaarden en heuvels. We begonnen langzaam te dalen om een volgende splitsing te ervaren, alwaar we opnieuw links dienden aan te houden. Inmiddels verkregen we in de verte reeds zicht op de kapel van Préhy, een locatie welke eveneens later op de dag op onze route was voorzien. Ook het dorp Courgis hadden we reeds geruime tijd in het oog. Naarmate we verder daalden, bereikten we een kruispunt van onverharde wegen, waar zich één boom bevond, maar tevens een picknickbank. Hier nuttigden we omstreeks 11:45 uur een middagmaal in het zonnetje.

Na onze maaltijd wandelden we links van de boom verder en daalden af naar de D62, welke we bereikten in een bocht naar links. We volgden even de D62 naar rechts, om bijna gelijktijdig de weg naar rechts te verlaten via de Chemin des Sanguinots. Ook hier alweer, de blauw-gele aanduidingen van de ‘Via Campaniensis’ volgend, wandelden we langs een links gelegen vijver. Wat later ging het langsheen een stukje bos om vervolgens een bocht naar links te nemen, richting dorp. Links, iets lager dan het pad, bevond zich een wasplaats. Altijd goed om de fotocollectie wat aan te dikken. Jammer genoeg konden we hier niet genieten van een voetbad, vermits er water ontbrak. We begonnen dan maar aan de vrij steile klim naar het eindelijke centrum van Courgis. De Chemin mondde uit ter hoogte van de Rue des Fossés, alwaar we links een oude wijnpers aantroffen. We staken de weg over, om aan de overzijde de Grande Rue Nicolas Droin te volgen. We waren nog lang niet aan het einde van de beklimming van deze zogeheten hoofdstraat. De weg werd hoe langer, hoe steiler. De kerk van Courgis hebben we niet gezien, vermits enkele straten daarheen waren afgesloten en we afzagen van een omweg ter zake. De hitte begon immers stilaan ondraaglijk te worden, vooral tussen de woningen, waar amper een zuchtje wind merkbaar was.

Op het einde van de Grande Rue Nicolas Droin, ter hoogte van een bocht naar rechts en alvorens over te gaan in de D62, verlieten we de openbare weg naar links. Aldaar bevond zich een doodlopende weg, alwaar het asfalt vrij snel plaats maakte voor een grindweg. We wandelden voorbij een sportveld en vervolgens de begraafplaats van Courgis. Rechts bevonden zich alweer tal van wijngaarden. In de verte hadden we zicht op ons volgende doel, de kapel van Préhy. Eenmaal het kerkhof een eindje voorbij, begonnen we aan een vrij steile afdaling over een grindweg. Inmiddels werd de hitte beduidend ondraaglijk, we zouden kunnen stellen dat het inmiddels bloedheet aanvoelde. Aan het einde van de afdaling bereikten we een T-kruising van veldwegen. Hier gingen we enkele meters linksaf, om daarna onmiddellijk rechtsaf te gaan en een steile klim aan te vangen. Zowat halverwege de beklimming was er een nieuwe splitsing, alwaar we ditmaal de linkse weg kozen. Uiteindelijk, na heel wat gezwoeg en gezweet, bereikten we boven de D2, de Route de Chablis. Voor ons stond de kapel van Préhy, omringd door wijngaarden; We stapten enkele meters op de D2 naar rechts, om vervolgens linksaf de weg op te gaan, welke langsheen het kerkhof loopt, dat behoort tot de kapel. Het was intussen 13:40 uur geworden, tijd voor een rustpauze.

We vonden een plekje in de schaduw, bezijden de kapel, eigenlijk genoemd de ‘église sainte-claire’. Gezeten op een betonnen plaat, konden we genieten van een appeltje voor de dorst, terwijl maatje genoegen nam met een nectarine. Op het nabijgelegen kerkhof bevond zich een watertappunt, voorzien van enkele gieters. We konden dan ook vrijwel dadelijk ons hoofd wat besproeien en zo de hitte wat trachten te vermijden. We namen er een langere pauze, gelet op de temperatuur en de zojuist geleverde inspanning tijdens de beklimming. Uiteindelijk dienden we toch opnieuw op gang te komen, vermits onze eindbestemming voor vandaag, Saint-Cyr-les-Colons, nog zowat 4,8 km verder was gelegen. Het zouden nog warme uren worden. We stapten dan ook verder op de weg langsheen de begraafplaats. Op de kerkhofmuur troffen we geel-rode markering aan van een Streek-GR, de GRP Restif de la Bretonne. Even voorbij het kerkhof bevond zich opnieuw een splitsing, alwaar we ditmaal rechts kozen en aldus de Chemin du Puits de Naillan volgden over zowat 1 km, langsheen de wijngaarden. Op het einde van het grindpad, bereikten we de Rue de Vaucharmes, welke we over korte afstand volgden naar rechts, tot we net vóór een wijnbedrijf, links een oude Romeinse heirweg dienden op te gaan. Een bordje bezijden het pad, ‘Voie Romaine’ was duidelijk. Er openbaarde zich een nagnoeg kaarsrechte grindweg, voorzien van enkele hoogteverschillen. Ook hier ontbrak nagenoeg enige schaduw.

Een heel eind de weg te hebben bewandeld, namen we de tweede zijweg rechts, ter hoogte van een bordje met de vermelding ‘St-Cyr-les-Colons Gîte d’étape’. We zaten dus op het juiste spoor, richting onze slaapplaats voor de komende nacht. We verlieten op deze plek dan ook de GRP Restif de la Bretonne. We stapten nu over een dalende grindweg, La Vallée l’Évêque, waarlangs zich een elektriciteitsleiding bevond, nog op oude houten palen. Een bezienswaardigheid op zich. De wijngaarden waren inmiddels verdwenen, de graangewassen waren opnieuw aan de orde. Op het einde van het pad bereikten we een pompstation en maakten er een haakse bocht naar rechts. Ook hier ondervonden we opnieuw enkele hoogteverschillen en in de omgeving was geen levende ziel te bespeuren. Er volgde nog een haakse bocht naar rechts, waarna we zowat 2 km tussen de velden wandelden, alweer onder een brandende zon, tot we zicht kregen op de kerk van Saint-Cyr-les-Colons. Even alvorens het einde van deze grindweg te bereiken, net vóór de aansluiting met de D2, sloegen we linksaf richting dorp en bereikten wat verderop de Chemin des Fossés. Eindelijk opnieuw asfalt onder de schoenen. We gingen naar rechts, om langsheen een uurtje de verder gelegen D2 te bereiken, de Rue de la Porte de Coulon. In deze straat zouden we uiteindelijk onze Gîte voor de nacht aantreffen. Het was zowat 16:00 uur toen we Saint-Cyr-les-Colons bereikten.

We wandelden nog een klein eindje verder, voorbij het kerkpleintje, om tenslotte ter hoogte van het N° 2, de bewuste gîte te bereiken. We namen vervolgens telefonisch contact met onze onthaaldame, Ophélie, welke luttele minuten later arriveerde. We verkregen toegang tot de Gîte, hadden een rondleiding doorheen de verschillende vertrekken en betaalden alvast voor het onderkomen. Een stempel werd toegevoegd aan het Compostelaboekje. We kregen ook toelating om hetgeen zich nog in de frigo bevond, te gebruiken, vermits deze waren waren achtergelaten door vorige bezoekers. We namen nog een foto als aandenken en konden daarna beschikken over het complex. We hadden bovendien geluk, vermits zich op het kerkpleintje een ‘Boulangerie – Epicerie’ bevond en die opende opnieuw omstreeks 17:00 uur. We konden dus alvast nog wat inkopen doen alvorens het avondmaal te nuttigen. We gingen even later dan ook over tot de aankoop van brood, kaas, cola en twee lekkere éclairs als dessert. Na de inkopen werd het de hoogste tijd om te genieten van een flink bord ravioli, gepaard gaande met vers brood, een koele cola en tot slot een éclair als toetje met een kopje koffie. Het leek wel een hotel vandaag.

Na de maaltijd volgde zoals gewoonlijk een verfrissende douche, werden de slaapzakken op de bedden gelegd en konden we nog even nakaarten over de voorbije dag. Intussen draaide de wasmachine op volle toeren en even later zelfs de droogkast. Zo konden we de volgende ochtend alvast van start gaan met propere kledij voor de komende dagen. De gîte was voorzien van een aantal stapelbedden, een keuken met alles erop en eraan, een moderne douche en buiten een gezellig terras, voorzien van tafels en zitbanken. Je zou voor minder op pelgrimstocht vertrekken. In de frigo vonden we bovendien nog enkele flessen spuitwater en die zouden goed van pas komen de dag nadien. We eindigen dit relaas zoals gebruikelijk met enkele cijfers. De etappe vandaag was goed voor 20982 stappen, 15,736 km, 721,3 cal in een tijd van 04.01.22 uur. Het was zoals reeds vermeld een bloedhete dag, maar dat het niet zou blijven duren, dat zouden we de komende dagen nog ervaren.”

419: Bernouil, Vrijdag 07 juli 2017, 20,924 km. (8556,121 km.)

“Vandaag waren we al toe aan onze vierde etappe, op weg van Troyes naar Vézelay. Ook deze dag begon vrij vroeg, aangezien onze gastheer, de premier adjoint de la Mairie, ons zou komen uitwuiven in Bernouil. Na een aangename en vooral rustige nacht in de Salle des Fêtes, waren we omstreeks 08:00 uur vertrekkensklaar, toen we nog even de tijd namen voor een praatje met de heer Fournillon en nadien samen poseerden voor enkele foto’s als aandenken. We verkregen bovendien nog een mooie stempel in het Compostelaboekje. Even later, omstreeks 08:20 uur konden we terug op weg. De zon stond reeds vrij hoog aan de hemel, het beloofde dus alweer een warme dag te worden. We verlieten de parking ter hoogte van de Mairie en begaven ons naar rechts op de Grande Rue. Na slechts enkele stappen kwamen we opnieuw tot stilstand, ter hoogte van de Église Saint-Jacques-le-Majeur, jammer genoeg niet toegankelijk. Dan maar enkele foto’s genomen van de buitenkant. Even voorbij de kerk bevonden we ons dan ook in de Rue Saint Jacques. Rechts kregen we een prachtige hoeve te zien. De Rue Saint Jacques volgend, bereikten we het kruispunt met de links gelegen Rue des Sablons. We veranderden bijgevolg van richting, tot we op het einde van deze weg, de Route de Vézannes bereikten, de C4. Op die manier waren we zowat om het dorp Bernouil gewandeld. We draaiden rechtsaf, verlieten Bernouil en volgden een bredere asfaltweg.

We konden vrij snel genieten van een weids panorama over de omliggende heuvels en dalen. De zon deed haar uiterste best, de graangewassen wat extra kleur te geven. De weg die we volgden draaide langzaam naar rechts, weg van Bernouil. We dwarsten na zowat 700 m een oude Romeinse heirbaan. Nog steeds de Route de Vézannes volgend, dienden we uit te kijken, volgens onze wandelgids althans, naar een tweede zijweg links, welke langzaam zou dalen naar een bosje. Voorlopig bleven we op de weg, een aantal bochten nemend. Een eerste zijweg links, bood toch de gelegenheid, om even een sanitaire pauze in te lassen. Nadien ging het verder, tot we de tweede zijweg bereikten. Hier daalden we vervolgens schuin links naar beneden via een kronkelende grasweg. We wandelden zowat evenwijdig met de hoger gelegen weg, tot we uiteindelijk beneden in het dal, Vézannes bereikten ter hoogte van de Rue de Bernouil. We gingen linksaf, richting kerk via de Grande Rue, de D51. Even verder, net vóór de Mairie, bevond zich een pleintje, voorzien van een picknicktafel. Het was inmiddels 09:40 uur geworden, tijd voor een hapje. We genoten dan ook van een stukje brood, wat kaas en worst. Konden ons even verfrissen aan het watertappunt en ondertussen toekijken, hoe het dagelijks leven in dit dorpje zich afspeelde. Een verlaten bushok, een eenzaam monument voor de gesneuvelden en een gesloten Mairie.

Tja, dan maar op weg, op zoek naar andere ervaringen of ontdekkingen. Tegenover de Mairie staken we een klein bruggetje over en bevonden ons vervolgens op de Route de Chablis. Een wegwijzer, net ter hoogte van de brug, had ons reeds een hint gegeven. Ter hoogte van de eerste bocht naar links, konden we een blik werpen op de rechts gesitueerde kerk, jammer genoeg alweer gesloten. Deze bochtige Route de Chablis liet ons vrij snel aan hoogte winnen en vrij snel verdween Vézannes in het dal. We staken even verder de HSL over, doch konden toch via de camera een beeld vangen van een snel voorbij razende trein. Eens de spoorweg over, begon pas het zware werk. De beklimming van een kronkelende weg van zowat 2,3 km lang en dat zonder een beetje schaduw. Het zouden zowaar lastige kilometers worden. Slechts een enkele fietser ontmoetten we op de lange weg omhoog. Gelukkig maakte het landschap heel wat goed, uitgestrekte graanvelden, heel wat ‘éoliennes’ en af en toe een stukje bos. Het voordeel van dergelijke soorten wegen is, je ziet lang op voorhand waar de weg eindigt. Uiteindelijk, de helling overwonnen, maakte de weg nagenoeg een haakse bocht naar links en trokken we doorheen een stukje bosgebied. Enkele honderden meters verder, verlieten we de openbare weg, teneinde een links gelegen onverharde weg op te gaan.

Vrij snel waren we doorheen het bos en kregen we voor ons uit het dal te zien. Het grindpad leidde ons in de richting van een splitsing, ter hoogte van een alleen staande boom. We hielden links aan en daalden af naar het verder gelegen Collan, waarvan we de eerste woningen reeds konden bemerken. Nog een paar hoogteverschillen dienden te worden overwonnen, alvorens we uiteindelijk Collan zouden bereiken. Enkele boeren waren reeds druk doende, de graanoogst binnen te halen met enorme machines en dat zorgde voor het nodige stof onderweg. Het grind maakte plaats voor asfalt en zo bereikten we de Rue de Méré. We daalden verder af langsheen een klein autokerkhof, annex volkstuintje om de D35, de Route de Tonerre te bereiken. We staken de drukke weg over en volgden aan de overzijde de Rue de Chablis. Via een buurtbewoonster vernamen we, dat zich even verder een bar bevond, alwaar iets kon worden gedronken. We volgden verder de Rue de Chablis en vervolgens de Rue de Vaucreuse, om te kunnen vaststellen, dat de bewuste zaak was gesloten. We kregen echter zicht op een pleintje met wasplaats wat verder op de Place de la Fontaine. Het was inmiddels 12:20 uur geworden, de hoogste tijd om een langere rustpauze te nemen en vooral een hapje te eten. Binnenin de wasplaats, troffen we een zitbank aan en hadden we de gelegenheid een kopje koffie te bereiden. Enkele boterhammen later, konden we zelfs genieten van een verfrissend voetbad, gezien de wasplaats werd voorzien van stromend koud bronwater. Een hele verademing voor de voetjes.

In de wasplaats troffen we een informatiebord aan, inzake het leven en werk van Saint-Robert, die een tijdje had verbleven in Collan. Hij stichtte onder andere de abdij van Cîteaux en het klooster van Molesmes. Een mooie Sint-Jacobsschelp sierde de ingang van deze wasplaats. Hogerop bevond zich de kerk van Collan, doch deze was niet meteen gelegen langsheen onze te volgen route. Na onze pauze keerden we op onze stappen terug via de Rue de Vaucreuse en vervolgens de Rue de Chablis, tot we gekomen waren op het punt, alwaar we Collan hadden bereikt. Aldaar bevond zich een Calvarie tegen de gevel van een woning. Eigenlijk hadden we hier bij onze aankomst zowat 180° dienen te draaien. Nu gingen we verder links doorheen de Rue de Rameau en kwamen alzo terecht op het traject van de GR654. Hier gingen we even in de fout, omwille van een onoplettendheid. We wandelden verder langsheen de weg, tot we een bocht verder bemerkten, dat we verkeerd gingen. Een felle beklimming tevergeefs dus. Dan maar opnieuw gedaald, tot we het juiste pad aantroffen, links van de weg. Opnieuw een beklimming langsheen een veldweg en zowaar nog steiler dan de vorige. We hadden voorheen te laat de wit-rode markeringen bemerkt, alsook het bordje met de vermelding ‘Circuit en Pays Tonnerois’, zelfs voorzien van een grote schelp. Nu, eenmaal terug op het juiste pad, overwonnen we al vlug te helling, om nadien onder enkele hoogspanningslijnen door te gaan. Nog altijd wandelden we tussen de ondertussen vertrouwde graanvelden, slechts hier en daar onderbroken door enkele windturbines.

Voobij de masten, dwarsten we een weg, om verder rechtdoor te wandelen. Geruime tijd later, maakten de graanvelden plaats voor de eerste wijngaarden. Ditmaal geen druiven met het oog op Champagne, maar we hadden het gevoel, Chablis kon niet meer veraf zijn. Vrij snel kregen we de eerste terrassen in zicht, alwaar de druiven genoten van het zonlicht. Inmiddels hadden we het gevoel, dat het tijdens de afgelopen uren nog warmer was geworden dan de dagen voorheen. Heel wat druivenstokken later en vooral heel wat kiezels, bereikten we beneden in het dal de D965, de Route de Tonerre. We kregen er vrijwel meteen de wegwijzers in zicht, richting centrum Chablis. We volgden bijgevolg de Route de Chablis naar rechts. Aan het eerste kruispunt ging het linksaf in de Avenue d’Oberwesel. Een ietwat rare benaming, doch een bord aan de overzijde van de weg liet ons weten, dat Chablis als zustersteden had: Oberwesel (D) en Ferrières (B). We stapten meteen voorbij de eerste wijnhuizen. Aan het einde van de weg bereikten we de brug over Le Serein. Voor de komende nacht hadden we immers een plaats gereserveerd op de gelijknamige caming langs het water, de Camping du Serein, doch vooreerst dienden we te zorgen voor wat mondvoorraad. We staken bijgevolg de brug over en volgden aan de overzijde de Rue des Deux Ponts, naar het eigenlijke centrum van Chablis en dat hield onder andere in, alweer een beklimming. Even verder bevonden we ons in de Rue Maréchal de Lattre de Tassigny en klommen verder tot aan een rechts gelegen pleintje, voorzien van een terras en bar, La Chablisienne. We lieten ons bijna letterlijk vallen op een stoel en bestelden onmiddellijk een grote ijskoude cola. Onze klok gad 16:20 uur aan en een thermometer in open lucht maar liefst 37°C. Geen wonder dat de Cola in no time was geledigd.

Na deze echt wel verdiende drankpauze, gingen we op zoek naar een winkel, teneinde wat voedingswaren aan te schaffen. We wandelden nog wat verder doorheen de Rue Maréchal de Lattre de Tassigny en de Rue Auxerroise, doch tevergeefs. We keerden dan maar op onze stappen terug. Op de terugweg en meteen richting camping, troffen we wat verder rechts van de weg een eerste interessante handelszaak aan, ‘Boucherie – Charcuterie – Traiteur. Binnen konden we alvast overgaan tot de aankoop van enkele flinke uit de kluiten gewassen gehaktballen in tomatensaus en wat broodbeleg, zijnde ham-preisla. Bijna in de buurt troffen we vervolgens een bakker aan, zodat we onze watervoorraad konden aanvullen, alsook brood voor de avond en volgende ochtend. Voorzien van het noodzakelijke, konden we nu op weg naar onze slaapplaats, tot we ter hoogte kwamen van de ‘Banque Populaire’. Plots stond aldaar Jérôme voor onze neus, de man die ons enkele dagen voordien had vervoerd van Ukkel naar Troyes. Het was een aangename ontmoeting en bovendien nog een verrassing, vermits de man even het bankgebouw inging en even later terugkeerde met een klein geschenkje. Hij had voor ons een wijnglas gevonden met daarop de inscriptie ‘Caves du Pélerin’. Een glas dat nu prijkt in één van onze vitrinekasten. We zouden elkaar de volgende ochtend nog even treffen, doch op aanraden later van de uitbaatster van de camping, kozen we een andere route.

Op weg naar de camping ging het nog even langsheen een fruitwinkel en daar konden we nog een tweetal nectarines en appels aankopen. We daalden dan terug af naar de brug over Le Serein, om vervolgens rechtsaf te gaan langs de Quai Paul Louis Courier. Enkele honderden meters verder bereikten we dan ook de Caming du Serein. We werden er onthaald door Anne-Marie, die haar secretariaat had ondergebracht onder een luifel. We verkregen er een stempel in het Compostelaboekje, betaalden de prijs voor een overnachting en huur van een tent en konden wat later beginnen met de installatie van ons onderkomen. We hadden er een ontmoeting met een Amerikaanse die ooit de Camino Francés had bewandeld en haar Ierse vriend, welke bijzondere interesse vertoonde voor onze wandelkar. We zouden elkaar de volgende ochtend wel spreken. We konden op de camping beschikken over een tweepersoons Quechua tent, doch hadden in eerste instantie een verkeerde plaats verkregen. Immers, tijdens onze maaltijd van warme gehaktballen, kwam de uitbaatster zich verontschuldigen en was zij ons vervolgens behulpzaam, het gehele zootje te verplaatsen, weliswaar, achteraf bekeken, naar een beter en rustiger plekje. We besloten de avond dan ook met een verkwikkende douche, een welkome afkoeling na een hete dag. Dat we de komende nacht, dan ook min of meer in open lucht sliepen, was enkel en alleen een gevolg van de warmte tijdens de nacht. Maar hoe kan je beter de slaap vatten, dan onder een heldere hemel en kijkend naar de duizenden sterren.

Deze dagetappe was goed voor 27899 stappen, 20,924 km, 937,1 cal in een wandeltijd van 05.23.04 uur.”

zondag 22 november 2020

418: Ervy-le-Châtel, Donderdag 06 juli 2017, 24,982 km. (8535,197 km.)

“Een nacht doorbrengen in een stapelbed, dat nota bene, net niet lang genoeg was, is in elk geval niet bevorderlijk voor een gezonde nachtrust. Bovendien, ook deze dag begon vrij vroeg, daar we immers op een degelijk uur wilden van start gaan, gelet op alweer een warme en zonnige dag. We begonnen onze dag dan ook met het vertrouwde ochtendtoilet, een ontbijtje en het inpakken van de bagage. Daarna volgde het opkuisen van de studio, immers iedereen wil toch terecht komen in een net onderkomen. De klok gaf dan ook reeds 08:00 uur aan, toen we onze slaaplaats konden verlaten, om een volgende etappe aan te vatten op weg naar Vézelay. Eenmaal in open lucht, bemerkten we alweer een blauwe hemel en reeds een stralende zon. Dat beloofde voor de rest van de dag. We verlieten dan ook het steegje, richting Rue Pierre Roch Vigneron. Vandaar wandelden we opnieuw naar de rotonde, alwaar we de vorige avond Ervy-le-Châtel hadden bereikt. Vooreesrst volgden we aan de overzijde de Boulevard des Grands Fossés, tot aan de korenbeurs. Immers, we dienden in eerste instantie te zorgen voor wat mondvoorraad. Tegenover dit historische gebouw bevond zich een ‘boulangerie’ en daar konden we overgaan tot de aankoop van een tweetal croissants, twee rozijnenkoeken en twee chocoladebroodjes. Voldoende om de dag door te komen tenminste.

Onze dagtocht voor vandaag zou zowat 19,9 km bedragen, zonder omwegen vanzelfsprekend. Eenmaal alles in gereedheid konden we uiteindelijk op weg. We namen nog een foto van de korenbeurs en wandelden terug in omgekeerde richting. Naast de korenbeurs troffen we een pleintje aan voorzien van enkele zitbanken, geheten ‘Square Jean Druot’, vernoemd naar de voormalige burgemeester van Ervy-le-Châtel. We zetten onze weg verder tot aan de rotonde, gelegen ter hoogte van de Mairie en volgden aldaar links de D374, de Boulevard Belgrand. Uiteraard lieten we niet na de Mairie, in dit geval ‘Hotel de Ville’ op de digitale plaat vast te leggen. Aan het begin van deze Boulevard Belgrand, troffen we op het trottoir een kilometerpaal aan met de afstand naar Santiago de Compostela, naar verluid nog 2010 km. Op de keerzijde de afstand naar de zusterstad Stoumont, 400 km. Even verderop een vertrouwd monument voor de gesneuvelden tijdens de recente wereldoorlogen. De Boulevard Belgrand volgend, bereikten we even later de Place Danton. Via een kort stukje Rue Danton, arriveerden we ter hoogte van de Rue Marin Noël des Vergers. Licht dalend doorheen deze smalle straat rechts en vervolgens links doorheen de Rue du Dr. Roux, ging het opnieuw rechtsaf in de Rue Victor Hugo. Op het einde van de weg, bereikten we opnieuw de D374, ditmaal de Rue Alexandre Ledru Rollin.

We dwarsten de vrij drukke weg en wandelden naar rechts, via een korte beklimming, tot aan een schuin links gelegen graspad ter hoogte van een bocht op de D374. Het weggetje volgend, bereikten we even verderop een voormalig overwachtershuisje aan een spoorlijn buiten gebruik. Aan de overzijde van de sporen, ging het meteen rechtsaf, teneinde evenwijdig met de sporen zowat 500 m verder te stappen, via de Chemin de l’Hermitage, tot aan een viaduct over de spoorlijn, dit ter hoogte van de D122. Net vóór de D122, gingen we via een grindpad links, in de richting van het nabij gelegen bos. Volgens onze wandelgids, zouden we nu een mooie, rechte laan van zowat 2,3 km volgen doorheen het bos. Het grind maakte vrij snel plaats voor aarde en een slagboom later, kwamen we terecht in een modderige, stuk gereden bosweg, alwaar het werkelijk zoeken was, een begaanbare strook te vinden. Omwille van grote boswerkzaamheden en het gebruik van enorm bostractoren, was de beloofde laan, omgetoverd tot een ware hel. Op sommige plaatsen was de modderlaag zowat een halve meter hoog en dienden we werkelijk over takken en boomstammen te klimmen, teneinde niet de verzuipen in deze chaotische weg. Er ging dan ook heel wat tijd verloren, alvorens we het andere uiteinde van het bos konden bereiken.

Even verademing zoekend, ging het op het einde van deze beproeving linksaf op een grindpad, parallel met de rand van het bos. We hielden dan ook even halt ter hoogte van de eerste gevelde boom, die zich leende tot een rust- eetpauze. Het was inmiddels 09:50 uur geworden en we hadden nog geen vijf kilometer afgelegd. Toch konden we, gezeten op een kanjer van een boom, genieten van een chocoladebroodje en een slokje water. Ondertussen werd gepoogd, de meeste modder van het schoeisel te verwijderen. Na deze innerlijke versterking, wandelden we verder langsheen de bosrand, om nadien naar rechts verder een grindweg, de Rue du Poirier op te gaan. Dit pad bracht ons tot slot tot op het kruispunt met de D87A, ter hoogte van het ‘hameau’ Le Mesnil. Onze tocht ging verder via de links gelegen D192, inde richting van het verderop gelegen Mézières, volgens wegwijzers ter plaatse, slechts 1 km. Een smalle, kaarsrechte asfaltweg, liet ons stilaan ervaren, dat het een warme dag zou worden. We wandelden opnieuw in de blakende zon, het zou alleen nog maar erger worden de komende dagen. We overschreden een smalle waterloop en een bocht later, bereikten we ondertussen Mézières, via de Rue de Prévént. Eenmaal ook dit gehucht voorbij, kwamen we terecht op het kruispunt met de D443. We dwarsten deze Grande Rue, om aan de overzijde verder te gaan in de richting van Flogny-la-Chapelle. Volgens een wegwijzer, zowat 7 km te gaan.

We begonnen dan ook aan de weg daarheen, via de Rue de Flogny, zijnde de D192A. In onze wandelgids, ondertussen reeds editie 2014, was sprake van een bosweg links, na zowat 150 m. Helaas, van de betreffende bosweg, geen spoor meer waar te nemen. De blauw-gele markeringen volgend, ging het via de Rue de Flogny verder in dezelfde richting. We verlieten wat later het grondgebied van Mézières en bereikten een Y-splitsing op de weg. Hier verlieten we de D192A en begaven ons op de D192B links. De weg draaide wat later licht naar rechts en ging in dalende lijn naar de ingang van het ‘Forêt Communale de Flogny-la-Chapelle’. Het was inmiddels vrij warm geworden en we waren dan ook bijzonder verheugd, dat de weg het bos had bereikt. We konden nu even genieten van wat schaduw af en toe. Inmiddels hadden we al behoorlijk wat water verbruikt en we zagen nog niet meteen kans de voorraad aan te vullen. De smalle asfaltweg doorheen het bos maakte af en toe een flauwe bocht, doch ging in hoofdzaak bijna in kaarsrechte lijn. Enkele lichte hoogteverschillen onderweg werden vlot genomen. Onderweg doorheen dit uitgestrekte Forêt, overschreden we de grens tussen de departementen Aube en Yonne. Korte tijd later bereikten we een jachthut, geheten ‘La Vieille Forêt’. De deur van de hut was niet slotvast, dus konden we binnen even gebruik maken van tafel en stoelen, om even het middagmaal te nuttigen. Inmiddels waren we de klok van 11:45 uur nabij. Een grote rozijnenkoek was aan de orde.

Na een verdiende rustpauze, verlieten we de hut en wandelden verder langsheen de D192B door het bos. Toen we wat later arriveerden ter hoogte van de bosrand, maakten we nog even tijd om een kopje koffie te bereiden. Het was toen reeds een klein uurtje later. We konden gebruik maken van de nagenoeg verkeersvrije asfaltweg, om onze campingbrander veilig op te stellen. Eenmaal de koffie te hebben genuttigd, zetten we onze tocht verder. We verlieten het bos en kwamen bijna tezelfdertijd terecht in een gele oase van zonnebloemen. Zover het oog kon zien, evenzo ver zagen we niets anders dan deze prachtige bloeiende planten. We bevonden ons inmiddels op de Rue de la Forêt. We naderden de eerste huizen van Flogny-la-Chapelle, ter hoogte van een parkje rechts van de weg. Er bevonden zich enkele picknicktafels, speeltuigen voor de kinderen, een kleine vijver… maar het watertappunt, waarvan sprake in onze wandelgids, was blijkbaar in rook opgegaan. We wandelden tevergeefs doorheen het parkje en doorzochten elk hoekje, maar de kraan was verdwenen. Dan maar ergens anders op zoek naar drinkbaar water. We vervolgden dan maar onze weg langs de Rue de la Forêt, tot we zowat 500 m verder linksaf gingen in de Rue de la Mouillère. Onderweg kwamen we langsheen de watertoren, met links daarvan een begraafplaats. We hadden dan ook geluk, aldaar een watertappunt aan te treffen. Weliswaar niet meteen drinkbaar, maar toch voldoende om even het hoofd en de armen wat verkoeling te geven. Een zitbank in de buurt diende even tot rustpauze.

Amper vijf minuten later was het hoofdhaar al opnieuw droog, zo warm was het alweer die dag. We lieten vervolgens de watertoren links liggen en stapten verder in de Rue de la Mouillère. Op het einde van de straat, bereikten we ter hoogte van een kleine rotonde, getooid met een enorme kastanjeboom, de Place du Caron en tevens de D236. Rechts bemerkten we de kerk van Flogny-la-Chapelle. Terwijl maatje even ging plaats nemen op een zitbank ter hoogte van de Rue des Fossés Sud, begaven we ons via de Grande Rue, richting kerk, in de hoop er één of andere handelszaak te treffen. Een tiental minuten later stonden we opnieuw aan de kleine rotonde, weliswaar met lege handen. Geen enkele winkel in de onmiddellijke nabijheid. We wandelden dan maar verder via de D236, de Rue de l’Armançon, richting ‘Canal de Bourgogne’. Het ging dan ook gestaag naar beneden, tot we iets verder de gevaarlijke en drukke D905 bereikten. We dwarsten de weg en begaven ons aan de overzijde verder via het industrieterrein ‘Z.A. Le Forneau’. Het eerste bedrijf dat we daar troffen, heette Mansanti T.P., we aarzelden dan ook niet om het bedrijf te betreden.

We werden er in elk geval hartelijk onthaald en verkregen vrijwel meteen enkele glazen gekoeld mineraalwater. Bovendien werd nog een leeg flesje gevuld en konden we de dorst even vergeten. Bij onze thuiskomst nadien, werd dan ook een postkaartje verzonden als bedanking aan de beide dames in het kantoor van het bedrijf. Een blijvende herinnering werd aangebracht in ons Compostelaboekje aan de hand van een bedrijfsstempel. Terug op pad omstreeks 12:15 uur, daalden we nog even verder af, tot we de brug bereikten over het ‘Canal de Bourgogne’. We staken vervolgens het kanaal over en begaven ons naar links, om het jaagpad te volgen. Een begaanbaar grindpad, af en toe voorzien van wat schaduw, liet ons tevens genieten van de bewegingen in het water. Scholen kleine visjes, bewogen zich pijlsnel doorheen het water. Soms ontbraken rechts van het jaagpad de bomen en dan voelden we meteen opnieuw de hitte van de zon. Na geruime tijd het jaagpad te hebben gevolgd, bereikten we omstreeks 15:00 uur, ter hoogte van een brug, de sluis van Charrey. Net op dat moment werd een luxejacht door de sluis geleid. Het was ook het ideale moment, onze waterflessen te vullen, vermits het sluiswachtershuisje aan de buitenzijde was voorzien van een watertappunt. Volgens de bedienster van de sluis, drinkbaar water, daar de leiding was aangesloten op het huisnet. In elk geval smaakte het water naar behoren en bovendien konden we even het hoofd wat afkoelen.

We wandelden vervolgens de sluis voorbij en volgden verder het jaagpad langsheen het kanaal. We bevonden ons toen opnieuw even in het departement Aube. Na zowat 700 m het jaagpad te hebben bewandeld, verlieten we ter hoogte van een bocht naar rechts het kanaal. Via een brug staken we de Armançon over en volgden de asfaltweg, de Champs du Moulin, richting Roffey. Na een tweetal bochten en eens voorbij het gebladerte van de bomen, bemerkten we reeds in de verte de plaatselijk kerk van Roffey. Een nagenoeg haakse bocht naar rechts, liet ons een kaarsrechte weg zien, naar het dorp. We bevonden ons terug onder een brandende zon. Gekomen aan het einde van de weg, ging het via een viaduct over de spoorweg en bereikten we een kruispunt ter hoogte van de D43, de Rue des Sardins. We sloegen linksaf en stapten in de schaduw van de huizen, naar het pleintje ter hoogte van de kerk. Net vóór de kerk links, bevonden zich enkele schaduwrijke zitbanken, zodoende konden we aldaar even pauzeren. Het was inmiddels 16:10 uur geworden en volgens onze wandelgids hadden we nog zowat 3 km te gaan tot onze eindbestemming, Bernouil. Aan de overzijde van de Rue des Sardins bevond zich een waterkraan, doch niet voorzien van drinkbaar water. We konden ons dus enkel maar wat opfrissen.

Terwijl we even genoten van wat rust, arriveerde ter hoogte van het pleintje een kleine schoolbus. Enkele kinderen verlieten de bus, opgewacht door hun moeder. We aarzelden dan ook niet om een van de moeders aan te spreken, met de vraag of we ergens in de buurt konden overgaan tot de aankoop van water of frisdranken. Helaas, was er geen enkele winkel in het dorp. Maar behulpzaam als zo vaak de afgelopen dagen, werden we even later voorzien van een tweetal flessen koud spuitwater. Een hemels geschenk zou je kunnen stellen. De dame in kwestie wenste echter geen enkele vergoeding. We hebben dan, zoals beloofd aan het dochtertje een mooie prentkaart verzonden na onze thuiskomst. Hierbij dan ook een woord van dank aan de mama van Lauriane Bernard uit Roffey. Na onze laatste rustpauze van de dag, kwamen we wat moeizaam terug op gang, doch vrij snel, wandelden we als voorheen. We verlieten ons rustplekje, staken de Rue des Sardins over en volgden aan de overzijde de Rue aux Comtes. Gelukkig hadden we even voorheen een rustpauze genomen, vermits een lange en steile beklimming zich aankondigde. Het ging dan ook behoorlijk langzaam door de Rue aux Comtes. Eenmaal aan het einde van de weg, verlieten we het asfalt en kwamen terecht op een grind- en grasweg. We hadden de steile klim achter de rug en konden even achterom zien, naar het lager gelegen Roffey. We hielden verder dezelfde richting aan, kregen nog enkele hoogteverschillen te verwerken en naderden stilaan Bernouil.

Tussen alweer eindeloos lijkende graanvelden, ondertussen genietend van de verse watervoorraad, konden we toch stilaan de kilometers in de benen voelen. Met het dorp Bernouil reeds in zicht, ging het nog heel even doorheen een klein stukje bos, onder een hoogspanningslijn door, om vervolgens de laatste klim aan te vatten naar het dorp. We bereikten Bernouil dan ook via de Rue de la Rose. We hielden rechts via de Route de Vézannes en vervolgens linksaf in de Grande Rue. Hier konden we ervaren hoe de zolen van onze wandelschoenen bleven kleven aan het gesmolten asfalt van de weg. Enkele meters verder arriveerden we ter hoogte van de Mairie, eindpunt van deze dagtocht. Het was ondertussen exact 17:30 uur. Gezeten op de trappen van de Mairie, namen we vervolgens telefonisch contact op met onze gastheer, Dominique Fournillon, premier adjoint de la Mairie. We kregen de man niet aan de lijn, dus werd een boodschap ingesproken. Even later werden we gecontacteerd, dat de man momenteel was verhinderd, doch hij zou iemand ogenblikkelijk sturen teneinde ons op te vangen. Luttele momenten later arriveerde de broer ter plaatse en opende voor ons de ‘Salle des Fêtes’, in hetzelfde gebouw. We konden er beschikken over de ruime feestzaal als slaapgelegenheid en hadden een keuken ter beschikking, toilet, enz. Een hotel voor de pelgrims als het ware. Bovendien berzorgde de man ons nog een fles gekoeld fruitsap en twee flessen spuitwater, daar er in Bernouil geen handelszaken aanwezig waren.

De volgende ochtend zou de premier adjoint ons wel even komen begroeten alvorens onze start van de volgende etappe. Na een wasbeurt en de installatie van onze slaapgelegenheid, konden we nog even genieten van een laat avondmaal. Teneinde de dag af te sluiten, konden we via de nooduitgang nog even terecht in een perkje achter de Mairie om daar nog wat te verpozen en vooral te genieten van een prachtige zonsondergang. Hoe kan men een dagtocht in Frankrijk beter afronden, dan op een dergelijke manier. Deze etappe vandaag was uiteindelijk goed voor 33310 stappen, 24,982 km, 1162,8 cal in een tijd van 06.13.39 uur.”

417: Sommeval, Woensdag 05 juli 2017, 24,238 km. (8510,215 km.)

“Na een min of meer deugddoende nachtrust, begon deze dag vrij vroeg, met name omstreeks 06:00 uur. Tijd vooreerst om via de campingbrander een kopje verse koffie te bereiden. Na het vertrouwde ochtendtoilet, een kort ontbijt en na alle bagage opnieuw vertrekkensklaar te hebben gemaakt, konden we terug op pad. Het was dan ook zowat 07:50 uur, toen we onze slaapplaats in Sommeval verlieten. De etappe van vandaag zou ons leiden tot in Ervy-le-Châtel, hierbij nog steeds de ‘Via Campaniensis’ volgend. Volgens de wandelgids zou de etappe ditmaal zowat 18,9 km bedragen, doch mits enkele aanpassingen van de route, zoals later zou blijken, eindigden we op enkele kilometers meer. We begonnen bijgevolg aan de afdaling langsheen de Rue de l’Église, in de richting van het centrum van Sommeval. We begonnen de dag dan ook vrij zonnig, een blauwe hemel en reeds een niet mis te verstane temperatuur. Vrijwel onmiddellijk na onze start, kwamen we langsheen de links gelegen kerk. Ook ditmaal niet toegankelijk, doch via het traliewerk, konden we toch een glimp opvangen van het interieur. Enkele honden deden ons als het ware uitgeleide. We daalden verder af en bereikten het kruispunt met de D72 en D89 ter hoogte van een kleine rotonde. We dwarsten de D72 en begaven ons aan de overzijde op de D89, de Rue de la Rencontre, in de richting van de Mairie, welke we reeds in de verte konden waarnemen.

Op weg daarheen, omstreeks 08:00 uur, troffen we de rijdende bakker aan, alwaar we konden overgaan tot de aankoop van een tweetal baguettes en enkele rozijnenkoeken. Aldus waren we opnieuw gered van de hongerdood deze dag. Korte tijd later bereikten we de Mairie en hadden er opnieuw een ontmoeting met Line. We verkregen een stempel in ons Compostelaboekje en werden verrast door de gift van een tweetal postkaarten van Sommeval, gezien vanuit de lucht. Na nog een warm afscheid konden we eigenlijk beginnen aan de tweede dagetappe op weg naar Vézelay. Na ons bezoek aan de Mairie namen we nog enkele foto’s van een bijenhotel, ter hoogte van het pleintje tegenover het gebouw. We konden er tevens een monument bewonderen ter ere van Gabriel Groley, een lokaal journalist en historicus. Nadien ging het vóór het gemeentehuis rechtsaf in de Rue du Presssoir. Een oude wijnpers, getooid met bloemen, liet ons vermoeden dat we stilaan richting wijngaarden zouden wandelen. We verlieten Sommeval langzaam, via de GR2 en wonnen vlug aan hoogte via de Rue du Pressoir. Na een bijna haakse bocht naar links, kregen we pas goed zicht op de lager gelegen gemeente. De laatste huizen gingen aan het oog voorbij en al vlug bevonden we ons opnieuw in open veld, tussen de uitgestrekte graanvelden. Uiteindelijk hield de verharding op en kwamen we terecht op een grasweg.

We zouden geruime tijd de wit-rode markeringen volgen van de GR2, tot zowat 500 m vóór Forêt Chenu. We wandelden bijgevolg langsheen een mooi gemaaide grasweg, af en toe begrensd door enkele lage boompjes. Omringd door graangewassen en met slechts in de verte een heuvelachtig bosgebied, trotseerden we reeds vroeg op de dag de hitte. Rechts bemerkten we een eenzame boerderij, zowat het enige teken van leven in dit uitgestrekte landschap. Langzaam wonnen we terug aan hoogte en trokken even later langsheen de rand van een bos. Links op de helling was een boer druk in de weer met de tractor. Omstreeks 09:30 uur hielden we aldaar dan ook even halt in het gras, teneinde te genieten van een verse rozijnenkoek, die inzake formaat best kon tellen. Een kopje koffie smaakte daarbij naar behoren. Ondertussen konden we kijken hoe de boer, de helling op- en afreed met de tractor. Nadien ging het verder langsheen de bosrand, om uiteindelijk het bos zelf in te gaan. Wat verder bereikten we dan ook het hoogste punt van de heuvel en lieten daar de GR2 verder zijn gang gaan naar links. Vanaf nu zouden we de geel-rode aanwijzingen volgen van een Streek-GR. We troffen er om 09:55 uur een wandelpaal aan met de vermelding ‘Eaux-Puisaux 5,7 km – GRP du Cidre’. Een plaats welke eveneens later op de dag op onze route zou liggen.

Volgens onze wandelgids bevonden we ons in het ‘Pays d’Othe’, een streek gekenmerkt door gele koolzaadvelden, bossen, boomgaarden en kleine dalen met rivieren. De streek is vooral bekend omwille van de productie van cider. Na even te hebben genoten van een schaduwrijke wandeling doorheen het bos, mondde het bospad uit ter hoogte van de Rue Principale van Forêt Chenu. Op zich een smalle weg, welke ons leidde langsheen een oude watertoren. We troffen er een plekje aan bovenop een oude waterput, om even te verpozen en vooral de dorst te lessen. Nadien stapten we in dezelfde richting verder, nog steeds de Rue Principale volgend, tot aan het kruispunt met de D23, de Grande Rue. We draaiden linksaf en volgden de weg slechts over korte afstand, om ter hoogte van een bocht naar links, een rechts gelegen onverharde weg op te gaan. Een metalen pelgrim, voorzien van de blauw-gele schelp, liet geen twijfel bestaan, dat dit nog altijd de juiste weg was. We volgden iets verderop dan ook een licht golvende verharde weg doorheen het bos. Een mooie wandelweg die we zowat 1,8 km zouden volgen. Jammer genoeg hadden we even te vroeg victorie gekraaid, vermits we even later werden geconfronteerd met een brede bosweg en dat pad stond af en toe boordevol water. Het was dan ook even behelpen met een andere weg te zoeken doorheen het bos zelf, teneinde vooral het schoeisel droog te houden. We bemerkten dan ook de sporen dat aan bosbeheer werd gedaan.

Uiteindelijk bereikten we omstreeks 11:00 uur een soort van jachthut op het einde van het bospad. We konden er even een momentje verpozen op enkele vuile tuinstoelen, terwijl we konden toekijken, hoe een lokale bewoner trachtte om een tractorwiel van zowat 200 kg, via een takeltje en een houten ladder, op een aanhangwagen te krijgen. We konden onze lach amper inhouden, toen we diverse malen hoorden dat het wiel blijkbaar ‘putain’ werd genoemd. Soit, even later gingen we aan de jachthut voorbij en bereikten ernaast een rechts gelegen smal en dalend bospad, voorzien van een slagboom. We troffen er eveneens een wandelpaal aan, met voor ons de interessante info ‘Eaux-Puisaux 2,1 km’. We begonnen dan ook aan een vrij steile en nogal gevaarlijke afdaling, langsheen een rotsachtig en glibberig pad, tot we de rand van het bos bereikten op een grindweg. We hadden hier meteen uitzicht op het lager gelegen Eaux-Puisaux. Min of meer een knorrende maag verkregen, hielden we hier halt omstreeks 11:30 uur, teneinde even de inwendige mens te versterken. Een gespreid deken, een ketel kokend water later en we genoten van een maaltijd, met een uitzicht, dat zelfs een uitbater van een restaurant zou bekoren. Na ons middagmaal en vooral een moment van rust, daalden we verder af in de richting van de openbare weg.

Het graspad leidde tot slot naar de lager gelegen grindweg, de Rue du Chêne Millot. Licht stijgend bereikten we het kruispunt met de Rue de la Fontaine, welke we naar links inwandelden. Opnieuw kregen we enkele, deels vervallen vakwerkhuizen te zien. Wat schaduw zoekend onder de bomen links en rechts van de weg, wandelden we verder naar het eigenlijke Eaux-Puisaux. Ter hoogte van een bocht naar links, begonnen we aan een geleidelijke daling naar het dorp. Tussen de huizen door, arriveerden we ter hoogte van het kruispunt van de D374 en de D111. We staken de D374 over, om aan de overzijde via de D111 richting kerk te gaan. Ondertussen was onze drankvoorraad fel geslonken, vermits we nog geen enkele mogelijkheid hadden gehad, inkopen te doen. Ever verderop zou zich een café-restaurant bevinden, Le Puisotin, met mogelijkheid tot aankoop van dranken en voedingswaren. Helaas, gesloten op woensdag. Dan maar verder via de D111, de Rue de l’Église. Omstreeks 12:25 uur kwamen we aan ter hoogte van het kruispunt met de Rue Largentier, ter hoogte van de kerk en Mairie van Eaux-Puisaux. We vonden er vrij vlug een plekje in de schaduw, bezijden het kerkgebouw. Nooit geweten dat water zo kon smaken. Inmiddels was de termperatuur hoog opgelopen en hadden we de afgelopen uren in hoofdzaak in de zon gewandeld. We waren nu even toe aan wat verkoeling.

Na een heerlijke tussenstop namen we nog enkele foto’s van een gesloten kerkgebouw, de niet geopende Mairie en in de nabijheid een oude waterpomp, een monument voor de gesneuvelden tijdens WOI en een oude waterput. Vervolgens, opnieuw badend in het felle zonlicht, zetten we onze ‘Camino’ verder. We lieten de kerk en Mairie rechts liggen en volgden nog altijd de Rue de l’Église, ditmaal lichtjes dalend. Op het einde van de D111, bevond zich een klein kruispunt, alwaar we een wegwijzer bemerkten dat zich rechts een ‘Caming à la Ferme’ bevond. We weken even af van ons geplande traject, in de hoop aldaar iets fris te kunnen aankopen. We betraden dan ook het terrein van ‘La Ferme des Hauts Frênes’, doch werden er door de uitbaatster bijzonder slecht onthaald. Na een tiental ‘Non’, gaven we het op en keerden op onze stappen terug naar het eerder vermelde kruispunt. We volgden dan maar noodgedwongen de richting van ‘Les Bordes’, zoals aangegeven 1 km, via de gelijknamige Route de Bordes. Een klein heuveltje verder, bereikten we een bocht naar rechts, ter hoogte van een alleenstaande boom. Hier verlieten we de Rue de Bordes en begaven ons op een links gesitueerd grindpad. Meteen kondigde zich een nieuwe heuvel aan. Inmiddels voelden we de zon werkelijk branden in het aangezicht en tijdens de voorbije uren was zonnemelk dan ook steeds binnen handbereik.

Eenmaal aan de overzijde van het heuveltje, daalden we via een grasweg af naar de lager gelegen openbare weg, de N77. Alvorens de drukke weg te dwarsen, namen we nog even een pauze in de schaduw van enkele bomen bezijden het pad. Het was inmiddels 13:30 uur geworden en stilaan raakten we doorheen onze voorraad water. Bovendien hadden we nog een lange weg te gaan, volgens onze documentatie nog zowat 8 km, het zou echter even verderop anders verlopen. Na een twintigtal minuten pauze in het gras, gingen we verder aan de overzijde van de N77, via een onverharde weg. We waren zonet een reusachtige cannabis plantage voorbij gegaan, wat even deed denken aan de papavers tijdens onze tocht op weg naar Reims. Eenmaal een eindje gevorderd langsheen dit pad, trokken we doorheen een stukje bos, eindelijk opnieuw een beetje schaduw. Echter van korte duur, aangezien we even verderop de D1 bereikten ter hoogte van ‘Le Moulin Blanc’. De woning bleek afgesloten door een hek, waarachter zich een uit de kluiten gewassen hond bevond. We vonden nergens een bel, doch werden opgemerkt door de bewoonster welke even de tuin inging. Weinige ogenblikken later, zaten we in de schaduw onder een luifel in de tuin en konden ons te goed doen aan fris gekoeld water. Een hele verademing. We hadden een aangenaam gesprek met de dame in kwestie, mevr. Pariset, tijdens het welke we vernamen dat af en toe pelgrims hier hun opwachting maakten.

Na een langere pauze, konden we terug op weg, voorzien van een grote fles gekoeld water. Als dank hebben we nadien een postkaart gezonden aan de betreffende dame te 10130Auxon. Alvorens opnieuw te vertrekken, kregen we nog als waarschuwing, dat de aanvankelijke route was gewijzigd, wegens niet langer begaanbaar. We dienden bijgevolg maar de omleiding te volgen, welke duidelijk was aangegeven. We troffen dan ook de aanduiding ‘Suivre Le Mesnil et Les Chaillots’. Er was geen andere optie dan de D1 naar rechts te volgen, via La Noue. De asfaltweg volgend arriveerden we even later op het grondgebied van Le Mesnil St. Georges, Cne d’Auxon. De D1 liet ons vervolgens opnieuw klimmen en dat werd door maatje niet in dank aanvaard. Net vóór het volgende kruispunt, bemerkten we rechts van de weg de ‘Ferme des Tourelles’, vooral bekend vanwege de fabricatie van de bekende kaas, de Chaource. Een iets schuin gezakte oude toren, bleek alvast een ideale blikvanger. We verlieten hier de D1 en volgden naar links de D90, in de richting van Les Chaillots. Een wegwijzer gaf ons een idee, hoever we nog waren verwijderd van Ervy-le-Châtel: 6 km. Een smal, kronkelend en eindeloos lijkend wegje, dat is wat we hebben overgehouden aan deze D90.

We wandelden even langs de rand van een klein bosje rechts en even later langsheen de rand van een bosje links. Ter hoogte van een volgende splitsing, verlieten we de D90 en gingen verder naar links via de D90B, inmiddels 800 m verwijderd van Les Chaillots en zowat 4,5 km van Ervy-le-Châtel. Het einde kwam dus stilaan in zicht. Een tweetal bochten later passeerden we dan ook het grensbord ‘Les Chaillots, Cne d’Ervy-le-Châtel’. Zowat een handvol huizen verder, troffen we links een picknickplaats aan onder de bomen. Een oude waterput stond er enigszins verlaten bij. We hielden er nog even een laatste rustpauze, genoten van een kleine hap, maar vooral van de verkregen fles water. Nadien wandelden we verder lansgheen de D90B, een nagenoeg kaarsrechte weg, langsheen de rand van het bos, tot we het Hameau des Ventes bereikten. Ook daar ging het nog altijd dezelfde richting, een smalle kaarsrechte asfaltweg. De weg mondde tot slot uit op de D22, alwaar we een wegwijzer konden zien, met de vermelding Ervy-le-Châtel 1,6 km. Na een eindje langsheen de D22 te hebben gewandeld, dienden we een links gelegen grasweg op te gaan, ter hoogte van een stukje bos. Dit pad leidde ons tot aan de begraafplaats van Ervy-le-Châtel, alwaar we nog even omstreeks 17:05 uur, een korte pauze namen op een zitbankje ter hoogte de ingang. Er tegenover bevond zich een watertoren.

Eigenlijk hadden we deze plek dienen te bereiken, via een veel kortere weg, hadden we niet te maken gehad met een omleiding ter hoogte van le Moulin Blanc. Nu ja, noodgedwongen dienden we ons bij dit gegeven neer te leggen. Vanaf het kerkhof stapten we verder richting centrum van Ervy-le-Châtel, vooreerste via Lotissement les Malassis, vervolgens via de Rue de la Mathieu en de Rue du Tré. Gekomen aan het kruispunt met de Rue des Combattants en Afrique du Nord, ging het in deze straat linksaf. We kwamen nog langsheen een kasteeltje, om even later aan te komen in het eigenlijke centrum van Ervy-le-Châtel, ter hoogte van een rotonde. Rechts bevond zich reeds de Mairie, aan de overzijde van de rotonde La Poste en links de oude korenbeurs, zowat de blikvanger van de omgeving. We wandelden aan de rotonde naar links in de richting van de korenbeurs, via de Boulevard des Grands Fossés. Een blik op de klok leerde ons, dat we het einde van deze dagetappe hadden bereikt om 17:30 uur.

We hielden vooreerst even halt ter hoogte van een aldaar gevestigde Bar-Tabac, alwaar we overgingen tot de aankoop van drie flesjes water en twee blikjes cola. Zo hadden we tenminste deze avond al iets te drinken. Teineinde onze onmiddellijke dorst te lessen, namen we even plaats op het terras van Le Postilon, zowat tegenover de korenbeurs. Een cola van 33cl, was in geen tijd naar binnen gewerkt. Ondertussen hadden we reeds telefonisch contact opgenomen met mevr. Hélène Vaillant, welke ons een slaapplaats zou bezorgen. Daar betrokkene binnen enkele ogenblikken ons kon vervoegen, vroegen we om een twintigtal minuten te wachten, daar we eerst wilden zorgen voor mondvoorraad. Het ging dan naast Le Postilon in een Proxi-Marché. Daar vonden we dan meteen chocolade, bananen, ham, smeerkaas en sardines. Na onze boodschappen, wachtten we nog even op onze gastvrouw. In tussentijd bezochten we even de korenbeurs, alwaar zich nu de toeristische dienst van Ervy bevindt. We verkregen er een mooie stempel in ons Compostelaboekje. Even later werden we verwelkomd door onze gastvrouw en wandelden we samen te voet naar ons onderkomen.

We keerden een eindje op onze stappen terug via de Boulevard des Grands Fossés tot aan de rotonde. We hielden rechtdoor aan in de Rue Pierre Roch Vigneron, gelegen rechts van de Mairie, om vervolgens een smal steegje links in te gaan. Hier bevonden zich enkele kleine studio’s, bedoeld om vluchtelingen tijdelijk onderdak te bieden. We verkregen wat informatie inzake het gebruik van de studio, regelden vervolgens het financiële aspect en daar bovenop uiteindelijk nog een mooie stempel in het Compostelaboekje. Volgens onze bevindingen gaat dit alles uit van de organisatie ‘Secours Catholique’. Na een aangename douche, een lekkere maaltijd en het bekijken van de etappe van de volgende dag, konden we ons installeren in het stapelbed. Een tweede geslaagde etappe op weg naar Vézelay. Gelet op de omleiding vandaag eindigen we deze dagtocht op 24,238 km, goed voor 32318 stappen, 1118,7 cal in een tijd van 06.02.17 uur.”

vrijdag 20 november 2020

416: Troyes, Dinsdag 04 juli 2017, 25,717 km. (8485,977 km.)

“Alvorens van start te gaan, met de beschrijving van onze eerste etappe, op weg van Troyes naar Vézelay, eerst de belevenissen weergeven van de dag voordien. Na onze ervaringen vorig jaar, inzake de reeds afgelegde weg tussen Mechelen en Troyes, hadden we lang uitgekeken naar het vervolg van onze ‘Camino’. De eigenlijke herstart vond dan ook plaats op maandag 03 juli 2017. Nadat alle noodzakelijke bagage reeds klaar stond op zondagavond, begon deze maandag vrij vroeg. Immers, na een laatste controle van onze ‘Betty Wheels’, gingen we te voet op weg naar het station van Mechelen. We konden al genieten van een stralende zon en dat zou zowaar de komende dagen enkel maar toenemen. In het station aangekomen, hadden we omstreeks 07:19 uur verbinding naar het station van Ukkel-Kalevoet. Zowat een half uurtje later arriveerden we in het vermelde station en werden er opgewacht door André. Vandaar ging het verder te voet, via de Rue Egide Van Ophem, de Cauter, de Sparrenweg en de Stallestraat, naar het kruispunt van de Stallestraat en de Gatti de Gamondstraat.

We bereikten het tankstation ‘Total’ omstreeks 08:20 uur en dienden er te wachten op vervoer naar Troyes. Voorheen hadden we via ‘BlaBlaCar’ transport geregeld, vanaf dit tankstation tot in het centrum van Troyes. De genaamde Jérôme, in het bezit van een blauwe Citroën Berlingo, zou ons aldaar treffen even na 09:00 uur. Terwijl we dan ook onze ‘Betty Wheels’ demonteerden, genoten we van een kopje koffie, aangekocht in de shop Wel’come Total. Nagenoeg stipt op tijd, arriveerde onze chauffeur ter plaatse. Bagage werd snel ingeladen en na afscheid van André, konden we op weg naar Troyes, vooreerst via een lange autorit. De sfeer in de wagen was gemoedelijk en we genoten onderweg van een goed gesprek. Een eerste tussenstop vond plaats omstreeks 10:30 uur in Couvin, alwaar onze chauffeur even diende bij te tanken. Nadien ging het verder richting Troyes. Onderweg konden we bemerken dat de temperatuur stilaan de hoogte inging. Daar er nog een derde passagier in het voertuig aanwezig was, diende onze chauffeur even halt te houden ter hoogte van een drukke rotonde in Cormontreuil, alwaar deze zijn eindbestemming had. We herkenden deze plaats vrijwel onmiddellijk, vermits we hier hadden gewandeld, tijdens onze etappe op weg van Reims naar Germaine.

Ondertussen reeds het middaguur voorbij, vond de volgende tussenstop plaats langsheen de autosnelweg, ter hoogte van ‘Aire Reims Champagne Sud’. De klok gaf ondertussen 12:45 uur aan en we konden van deze pauze genieten van een broodje en een kopje koffie. Gezeten op een bankje in het zonnetje, genoten we van dit middagmaal, net zoals onze chauffeur dat deed. We hadden er een leuke babbel met een Franse familie, welke we toevallig zouden treffen ’s avonds, alwaar we zouden logeren. Na onze maaltijd begonnen we aan de laatste etappe per auto, richting Troyes. We bereikten deze stad zowat tien minuten na twee uur in de namiddag. Onze chauffeur hielt halt ter hoogte van de Quai La Fontaine, langsheen het Canal du Trévois. We bevonden ons slechts op wandelafstand van ons geplande onderkomen voor de komende nacht. Onze chaffeur keek natuurlijk uit naar een volgende ontmoeting, aangezien hij werkzaam was in een bank in Chablis. Een stad welke op onze route lag, één van de komende dagen. Na een warm afscheid, konden we vrij snel onze ‘Betty Wheels’ opnieuw monteren en even later op weg gaan naar het ‘Maison Notre-Dame en l’Isle’.

Onze eerste wandelmeters verliepen dan ook via de Quai La Fontaine en vervolgens de Place du Préau, de Rue du Cloître Saint-Etienne, de Rue Saint-Denis, de Rue Nicolas Camusat, de Rue de Jaillard en tot slot de Rue de l’Isle. We bereikten het ‘Maison Notre-Dame en l’Isle’ even later omstreeks 14:30 uur. We werden er verwelkomd door Marie-Odile. Na een woordje uitleg, volgde de toewijzing van onze kamer, verkregen we de noodzakelijke sleutels, een eerste stempel in ons Compostelaboekje en dienden we uiteraard te betalen voor de kamer. Nadat we onze spullen op de kamer hadden gebracht en een korte opfrissing, konden we vooreerst enkele boodschappen doen in de stad. Op aanwijzen van Marie-Odile, wandelden we verder de Rue en l’Isle uit, om nadien via de Boulevard Henri Barbusse, langsheen de Seine, de Rue des Gillemets in te gaan. Op het einde ging het linksaf in de Rue Michelet, om nadien doorheen een aangelegd parkje te stappen en de Rue de 3 Godets te bereiken. We ontmoetten er een oude bekende, de Cathédrale Saint-Pierre Saint-Paul. Voor maatje de gelegenheid om de camera boven te halen en de eerste reisfoto’s te maken. Een prachtig vakwerhuis in de nabijheid mocht natuurlijk niet ontbreken in de fotosessie. Eenmaal de achterzijde van de kathedraal voorbij, belandden we in de Rue de la Cité. Uiteraard eveneens bekend terrein.

Het ging nu bijna in rechte lijn te voet naar het station van Troyes, alwaar we vooreerst tickets zouden aanschaffen voor onze terugreis op woensdag 12 juli naar Auxerre. We volgden aldus de Rue de la Cité, staken het Canal du Trévois over, wandelden verder doorheen de Rue Georges Clemenceau tot op de Place Alexandre Israël. Zo konden we opnieuw het ‘Hôtel de Ville’ bekijken, ditmaal getooid met vlaggen betreffende de ‘Tour de France’ welke de stad zou overspoelen op 6 en 7 juli eerstkomend. Gelukkig zouden we dan reeds de stad hebben verlaten. We hielden omstreeks 15:23 uur even halt ter hoogte van de aldaar gelegen Bank BNP Paribas in de Rue Emile Zola, teneinde ons financieel te voorzien voor de komende dagen. Onze tocht ging verder via de Rue Champeaux, de Rue de la Monnaie, de Rue du Colonel Driant om aldus de Place Général Patton te bereiken. Via de Boulevard Carnot en de Avenue Maréchal Joffre, bereikten we het station ‘SNCF’ van Troyes. Het was exact op deze locatie, dat we vorig jaar Troyes verlieten voor onze terugreis naar Mechelen. Een aangenaam weerzien dus. Tijdens de voorbije uren was het inmiddels aanzienlijk warmer geworden.

In het station konden we na bekomen informatie, overgaan tot de aankoop van twee tickets voor een treinreis op 12 juli 2017 om 19:49 uur vanuit Sermizelles Vézelay naar Auxerre Saint Gervais. Hopelijk zou onze geplande voettocht dan ook zonder problemen verlopen. Eenmaal in het bezit van de tickets, begonnen we te voet aan de terugtocht richting onze slaapplaats. We volgden nagenoeg dezelfde weg, tot in de Rue Champeaux, alwaar we even een pauze namen ter hoogte van Bar-Tabac ‘Le Retro’. Een frisse fles cola van 33cl, werd vrij vlot gedronken op deze zonnige en warme namiddag. De prijs was best aardig te noemen. Na deze wel verdiende drankpauze, dienden we enkel nog te voorzien in mondvoorraad voor de avond en de volgende ochtend. We stapten verder tot in de Rue Georges Clemenceau, alwaar we halt hielden in de Carrefour express. We kochten er onder andere een pot confituur, een pakje kaas, een kleine salami, brood en zes flesjes water. We konden tot slot onze trip doorheen Troyes afronden en begaven ons terug naar het Maison Notre-Dame en l’Isle.

De rest van de dag werd doorgebracht met een bezoekje aan het parkje achterin het centrum, een verdiend avondmaal in de keuken en een gesprekje met de Franse familie, welke we eerder op de dag hadden ontmoet bezuiden Reims. Na het nemen van nog enkele foto’s van het gebouw, een bezoek aan de kapel en wat genieten van de rust en de stilte buiten, konden we alvast genieten van een zorgeloze nacht en uitkijken naar datgene wat de komende dag ons brengen zou.

De volgende ochtend brak vrij vroeg aan. Omstreeks half zeven werd de dag aangevat met een kopje koffie, een gezond ontbijt en werd even later alles in gereedheid gebracht om de eerste etappe aan te vangen, op weg van Troyes naar Sommeval. Volgens onze gebruikte wandelgids, goed voor 23,3 km, gerekend echter vanaf de kathedraal van Troyes. We logeerden er echter een eindje vandaan, dus de etappe zou iets langer zijn dan gepland. Voorzien van een volledig uitgeruste ‘Betty Wheels’ verlieten we omstreeks 08:00 uur het Maison Notre-Dame en l’Isle, onder een blauwe hemel en met een flinke portie zonneschijn. We begonnen met het wandelen langsheen de Rue de l’Isle, ditmaal naar links bij het verlaten van ons verblijf. Even verder rechtsaf in de Rue de Jaillard, linkaf in de Rue Nicolas Camusat, gevolgd door de Rue Saint-Denis. Via een kasseiwegje, de Rue de la Crosse en het hoekje om, de Rue Linard Gonthier, gevolgd door het steegje de Rue de l’Évêché bereikten we de voorzijde van de kathedraal op de Place Saint-Pierre. Na nog een laatste blik van nabij op dit religieuze bouwwerk, begaven we ons opnieuw en wellicht voor het laatst, naar links op de Rue de la Cité.

Deze doorgaans vrij drukke straat, leek nog rustig op dit vroege uur. Het einde van de straat bereikt, ging het een laatste maal over het Canal du Trévois, om aan de overzijde de Rue Georges Clemenceau te volgen. We bemerkten nog even de ‘Basilique Saint Urbain’ en gingen verder richting Hôtel de Ville. We hielden nog even halt ter hoogte van de aldaar gelegen Carrefour express, doch er was nog geen brood beschikbaar. Op het einde van de straat, vonden we links op de hoek ‘la mie câline’ en daar konden we overgaan tot de aankoop van vers brood. Het was inmiddels 08:30 uur en we bevonden ons nog steeds in het centrum van Troyes. We dwarsten vervolgens de Place Alexandre Israël ter hoogte van het stadhuis, richting Rue Champeaux. Ook hier opvallend rustig nog, in deze smalle straat, vol oude vakwerkhuizen, welke meestal onderdak bieden aan een restaurant. Opvallend aanwezig in het straatbeeld, ontelbare koersfietsen, refererend naar de in aantocht zijnde doortocht van de Tour de France. Even later namen ging het linksaf in de Rue des Quinze Vingts, om op het einde rechtsaf te stappen in de Rue Emile Zola. Een paar honderd meter verder arriveerden we op een gezellig pleintje, de Place Jean Jaurès.

Een oude waterput links op het trottoir, was een welkome afwisseling, na een overvloed aan winkeluitstalramen. We hielden links op het plein en bemerkten tal van inwoners, genietend van een ontbijt op één van de vele terrasjes. We wandelden echter verder via de Rue Huguier Truelle, om aldus aan te komen ter hoogte van de Église Saint-Nicolas. Jammer genoeg niet toegankelijk en zo te zien, niet in optimale staat. Het straatje gaf uit op de drukke Rue Marie Pascale Ragueneau. De straat over, dwarsten we een grote parking, om aan de overzijde de nog drukkere Boulevard Victor Hugo te bereiken. Via enkele oversteekplaatsen lukte het toch, om kort nadien onze route te vervolgen via de Rue Jeanne d’Arc. Het was inmiddels duidelijk dat we het centrum verlieten en eerder terecht kwamen in een minder aangename omgeving. De Rue Jeanne d’Arc leidde ons tot aan een eerste rotonde, alwaar we links aanhielden en verder de Rue Jeanne d’Arc volgden, tot aan een tweede rotonde, de Place Robert Galley, welke we bereikten om 08:55 uur.

Ter hoogte van deze rotonde zouden we even de drukke wegen van Troyes verlaten. We konden er rechts een hoge fabrieksschoorsteen waarnemen, met erachter een modern complex. Voor diegenen die vroeger kledij kochten van het merk, voorzien van de krokodil, zal dit wellicht een belletje laten rinkelen. Immers vroeger was hier de fabriek gevestigd. Vandaag plaats gemaakt voor het bestuur van de agglomeratie van ‘Grand-Troyes’. We verlieten hier de openbare weg, via een rechts gelegen toegang tot een parking om, vervolgens gedurende een tweetal kilometer de ‘Voie Verte des Viennes’ te volgen. Een mooi aangelegde grindweg, voorzien van heel wat rustbanken. Meteen de natuur in dus. Het pad kronkelde lansgheen de Vienne, met af en toe een oversteek via een bruggetje. Enkele prachtige treurwilgen gingen aan het oog voorbij. We betraden even later het grondgebied van Sainte-Savine, deel uitmakend van de agglomeratie. We dwarsten even later een eerste weg, de Rue Benoït Malon, alwaar we even naar rechts van het parcours afweken, teneinde een reusachtige Magnolia te bekijken. Opnieuw de ‘Voie Verte’ volgend, kwamen de eerste zonnebloemen te voorschijn. Een voorbode van wat de komende dagen nog zou volgen.

Nog steeds dit aangenaam pad bewandelend, bereikten we een tweede openbare weg, de Rue Paul Bert. Via handige wandelpoortjes raakten we aan de overzijde, om aldus een stukje bos in te gaan, het ‘Bois de l’Île Germaine’. Opvallend veel joggers op dit uur en natuurlijk, niet te vergeten, honden met baasjes. Eenmaal het bos uit, bereikten we de nogal drukke Rue Notre Dame des Prés, zijnde de D85. Aan de overzijde volgde nog een kort stukje ‘Voie Verte’, inmiddels aangekomen op het grondgebied van La Rivière-de-Corps, waarbij de dat van Saint-André-les Vergers hadden verlaten. Aan het einde van deze groene zone, arriveerden we ter hoogte van een waterbekken en aan de Rue Paul Doumer. Net voor de openbare weg troffen we een zitbank aan, omringd door klaprozen, dus gingen we hier over tot een korte drankpauze. Het was inmiddels 09:30 uur. Tijdens onze rustpauze hadden we een aangename babbel met een oma en kleinzoon. Even later gingen we opnieuw op pad. We draaiden de Rue Paul Doumer op naar links, wandelden onder het viaduct van de D610 en volgden de Rue Jean Jaurès. We dienden slechts oog te hebben voor de blauw-gele aanwijzingen van de ‘Via Campaniensis’ om vervolgens de eerste straat links, de Rue Emmanuel Heimann te kiezen.

Tussen tal van kleine huisjes en tuintjes door, stapten we verder doorheen de Rue Emmanuel Heimann, welke overging in de Chemin de Cliquat. Op het einde ging het rechtsaf via de Chemin de Maraye, voor zover je natuurlijk een grindpad een weg kan noemen. De huizen waren inmiddels verdwenen en een schier eindeloze vlakte openbaarde zich. Een nagenoeg kaarsrechte weg leidde ons tot op het kruispunt met de Chemin des Granges en de D94, gevormd door een kleine rotonde. We hielden links aan en volgden de Chemin des Granges. Vooreerst via deze nieuwe verkaveling, ging het tussen kleine villa’s door, tot wat verder de weg overging in een grindweg. Links bemerkten we tal van huizen in aanbouw. Gekomen ter hoogte van het einde van de Chemin des Granges, op een T-splitsing, ging het rechtsaf via de Chemin du Perchois. Opnieuw een wit kiezelpad, badend in het zonlicht en met als enig richtpunt in de verte, een wandelaar met hond. We zagen het golvende pad voor ons, omringd door heuvels en graangewassen, slechts hier en daar onderbroken door een stukje bos. De warmte was pas echt goed voelbaar nu, vermits we het even zouden moeten stellen zonder enige schaduw. Volgens onze wandelgids goed voor zowat 2,7 km, waar we aan begonnen omstreeks 10:20 uur.

Alvorens het einde van deze grindweg te hebben bereikt, ter hoogte van de aansluiting met de D94, hielden we even een picknickpauze omstreeks 11:00 uur. We spreidden dan ook een deken uit op het gras in de berm, haalden de campingbrander boven en even later, hadden we een lekker broodje klaar met een kopje verse koffie. Genietend van de weidse omgeving, bovenal van de zon, maar ook van de rust, uitgaande van de streek, waren onze voeten wellicht groter dan gedacht. Immers enkele ogenblikken later, lag onze beker koffie omver. We hielden het dan maar bij een slok water. Achterom in de verte, verdween stilaan de toren van de kathedraal van Troyes. Aan de andere kant echter, konden we reeds in de verte de kerk zien van Lépine, ons volgend doel op het dagtraject. Na alles opnieuw te hebben ingepakt, ging het vrij gezwind met de ‘Betty Wheels’ tot aan de D94, zijnde de Rue de Bouilly à Sainte-Savine. Het ging linksaf, richting kerk van Lépine. (Cne de St-Germain) Weinige ogenblikken later ging het voorbij het grensbord van de gemeente en hielden we even halt aan de kerk, alwaar een boordsteen even gelegenheid gaf tot een zit- en drinkpauze. De kerk was niet toegankelijk omwille van gevaar voor instorting.

Voorbij de kerk volgden we nadien de Rue de l’Église, tot aan het volgende kruispunt van de D94 en de D141. We dwartsen de D141, de Rue Louis Guillemin, om aan de overzijde het grindpad op te gaan, de Chemin du Poitier Moret. Volgens een bordje bezijden de weg, ‘Voie Royale’, een voormalige Romeinse heirbaan. Een paar honderd meters later, hield de verharding op en kwamen we terecht op een grasweg. Nog steeds de aanwijzingen volgend, zouden we de derde weg rechts dienen te volgen. Het graspad was goed begaanbaar, blijkbaar recent gemaaid, we konden dus genieten van de omliggende graangewassen. We bereikten dan ook de derde veldweg rechts en wandelden vervolgens in de richting van een viaduct over de autosnelweg A5. Eenmaal bovenop het viaduct gekomen, omstreeks 12:35 uur, hielden we er even een zitpauze op de boordsteen en konden met voldoening toekijken naar de toeterende vrachtwagens beneden. We gingen nadien verder op dit pad, tot we opnieuw de D94 bereikten, ditmaal ter hoogte van de Rue du Monceau. Aldaar kozen we terug voor links, teneinde ons te begeven naar het verder gelegen Laines-aux-Bois. Alvorens het dorp te bereiken, passeerden we een links gelegen begraafplaats, voorzien  van een aantal zitbanken, gehuld in de schaduw van enkele bomen. Een ideaal moment om even halt te houden en wat verkoeling te zoeken bij het watertappunt op het kerkhof. Inmiddels was het 13:05 uur geworden.

Na wat verkoeling te hebben verkregen, ging het verder via de Rue du Monceau, tot aan het kruispunt met de D83. We sloegen rechtsaf in de Grande Rue, richting centrum van Laines-aux-Bois. Rechts konden we de restanten bemerken van een voormalig portaal van de église Saint-Pierre-ès-Liens. Enkele stappen verder bereikten we het plein ter hoogte van de huidige kerk en tevens de ‘Mairie’. We troffen er dan ook een zitbank aan in de schaduw ter hoogte van de Chemin de la Messe. Beide gebouwen waren echter gesloten voor het publiek. Terwijl we genoten van enkele ogenblikken rust, werden we aangesproken door een man, die zich uitgaf voor een gemeentearbeider. Gelet op de hitte, vroeg de man ons, of hij ons behulpzaam kon zijn, met het verstrekken van fris water. Vrijwel meteen dienden we de man te volgen naar zijn magazijn, alwaar hij ons voorzag van twee flessen koel drinkwater uit de kraan. We waren inmiddels wel toe aan enige bevoorrading, vermits onze drankvoorraad reeds was geslonken en we nog geen gelegenheid hadden gehad, iets aan te schaffen. Blijkbaar bevonden we ons daar in ‘la campagne’ en dat zouden we de volgende dagen vaker ervaren. Weinig of geen winkels voorhanden. Na een leuke babbel met de man en na een uitvoerig woord van dank, begaven we ons omstreeks 13:20 uur opnieuw op weg.

Nog steeds de Grande Rue volgend, arriveerden we even verder opnieuw aan de D94. Op weg daarheen heel wat oude vakwerkhuizen, waarvan er momenteel veel worden gerestaureerd. Het kruispunt over, ging het verder via de C2, de Rue de la Croix Massey, richting Les Grandes Vallées, zoals we konden bemerken op een wegwijzer. Voor ons lag een smalle asfaltweg en een niet onaardige beklimming. De gemeentearbeider had ons even voordien daarvoor gewaarschuwd. Het was inmiddels heet geworden in open lucht en deze klim bood dan ook geen enkel schaduwrijk plekje. Dus even afzien dan maar. Naarmate we aan hoogte wonnen, veranderde de straanaam in Voie Libe Nord. Een blik achterom liet ons nog even genieten van het lager gelegen Laines-aux-Bois. Ook hier alweer een eindeloze vlakte, met als hoofdkleuren vooral bruin en okergeel. De talrijke graanvelden in het zonlicht. Slechts her en der een plekje groen, omwille van de aanwezigheid van een groepje bomen. Af en toe dienden we toch even halt te houden, vooral teneinde opnieuw even op adem te komen. Maar gelukkig was het voorlopig einde in zicht, vermits er zich net vóór de heuveltop een picknickplaats bevond in de grasberm.

Het was dan ook zowat 14:40 uur, toen we nog even een koffie bereidden en genoten van een stukje brood, wat kaas en salami. Een welkome verpozing, vooral voor wandelmaatje, die even het noorden leek te verliezen. Maar na een rustpauze, konden we het laatste stukje wandeltraject van de dag aanvangen. Na nog een kleine klim, bereikten we de top van de heuvel, ter hoogte van Les Prêtres. Daar bevindt zich een monument ter ere van enkele verzetstrijders die werden gefusillieerd in 1944. Zoals dikwijls wordt beweerd: ‘What goes up, must go down…’, begonnen we aan een zalige afdaling voorbij het gedenkteken. Een kronkelende asfaltweg, liet ons enkele bochten later aankomen ter hoogte van het ‘Hameau des Grandes Vallées’. Eenmaal doorheen het gehucht, eindige de openbare weg en veranderde in een soort steenslagpad. We bemerkten er een wandelpaal, welke aangaf dat we ons nu bevonden op de GR2 en we nog zowat 7 km voor de boeg hadden tot in Sommeval, eindpunt van onze etappe. Naast deze wandelpaal een ondertussen vertrouwde metalen pelgrim. We zaten dus nog altijd op het juiste spoor. Het pad daalde verder en zo wandelden we even later doorheen een zonnige vallei, via een breed graspad. Gekomen ter hoogte van een splitsing heerste er even wat verwarring en waren we bijna op de verkeerde weg. Doch enkele dames uit de omgeving, op wandel met de hond, stuurden ons alvast de andere richting uit en wandelden een eindje met ons mee.

Even later verliep het parcours lansgheen een beekje, met als gevolg dat we werden aangevallen door enkele vervelende paardevliegen en de eerste prikken kregen toegediend. Weken later zouden we daar nog de sporen van waarnemen. Eenmaal de vallei voorbij, ging het pad het bos in. Voor een lange periode zouden we nu enkel nog bospaden volgen, tot we bij het verlaten van het bos onze bestemming zouden bereiken. Er volgde nu een wirwar van bospaadjes, bredere lanen en tal van splitsingen, waarbij we goed dienden te letten op de markeringen. Af en toe ging het steil naar beneden in een soort holle weg. Na uren te hebben vertoefd onder een brandende zon, voelde het wat koeler en aangenamer in dit immense bosgebied. We bonden ons dan ook in het ‘Forêt Communale de Laines-aux-Bois’. Na enkele kilometers bospaden, bereikten we de D34, welke het woud doorkruist. Geen levende ziel waar te nemen, dus wandelden we verder aan de overzijde van de weg, via de Sentier du Loup, opnieuw via ontelbare bospaden. Korte tijd later bereikten we het uiteinde van het bos en kregen zicht op het lager gelegen Sommeval. Een zitbankje in het zonnetje, net aan het uiteinde van het bos, liet ons alvast genieten van een welkome verpozing. We waren nagenoeg op onze bestemming aangekomen. Voor wie nog mocht twijfelen, een wegwijzer ‘Sommeval’ liet ons de juiste weg volgen. Nog even verder gedaald via een grasweg, kwamen we terecht op de Rue de l’Église.

We dienden slechts over korte afstand dit asfaltwegje te volgen, daar vrijwel aan de rand van het bos, het lokaal is gevestigd alwaar pelgrims worden onthaald. Onze klok gaf aan dat het inmiddels 17:45 uur was geworden. We namen telefonisch contact op met Line, verantwoordelijke voor de opvang aldaar. Even later arriveerde de dame in kwestie, begeleid door twee uit de kluiten gewassen honden. Na de verwelkoming, informeerden we naar de mogelijkheid om ons te bevoorraden. Maar helaas, in Sommeval was daartoe geen enkele mogelijkheid, behalve een rijdende bakker ’s ochtends. Gelukkig verkregen we even later een fles Cola zero, zodat we toch de avond konden doorbrengen met een fris drankje. We kregen er een pot honing, vervaardigd door haar vader, er bovenop. We spraken dan ook af, elkaar terug te zien de volgende ochtend in de ‘Mairie’. Nadien konden we beginnen met het installeren van onze slaapplaats, een wasbeurt ondergaan en genieten van een avondmaaltijd. Na nog wat te hebben genoten van een verpozing in open lucht, konden we een welkome nacht tegemoet zien in ons onderkomen, ‘Salle Hors Sac’, voorzien van een degelijke tafel, slaapbanken, een wastafel en kookvuur en uiteraard een toilet, zij het nog de Franse versie daarvan. Maar tenslotte heeft zoiets weinig belang.

Deze eerste etappe was goed voor 34250 stappen, 25,717 km, 1231,6 cal in een wandeltijd van 06.19.12 uur. Meteen was dit één van de langste etappes op weg naar Vézelay, vermits tijdens de komende dagen, het parcours evenwel een ander uitzicht zou verkrijgen.”