maandag 23 november 2020

419: Bernouil, Vrijdag 07 juli 2017, 20,924 km. (8556,121 km.)

“Vandaag waren we al toe aan onze vierde etappe, op weg van Troyes naar Vézelay. Ook deze dag begon vrij vroeg, aangezien onze gastheer, de premier adjoint de la Mairie, ons zou komen uitwuiven in Bernouil. Na een aangename en vooral rustige nacht in de Salle des Fêtes, waren we omstreeks 08:00 uur vertrekkensklaar, toen we nog even de tijd namen voor een praatje met de heer Fournillon en nadien samen poseerden voor enkele foto’s als aandenken. We verkregen bovendien nog een mooie stempel in het Compostelaboekje. Even later, omstreeks 08:20 uur konden we terug op weg. De zon stond reeds vrij hoog aan de hemel, het beloofde dus alweer een warme dag te worden. We verlieten de parking ter hoogte van de Mairie en begaven ons naar rechts op de Grande Rue. Na slechts enkele stappen kwamen we opnieuw tot stilstand, ter hoogte van de Église Saint-Jacques-le-Majeur, jammer genoeg niet toegankelijk. Dan maar enkele foto’s genomen van de buitenkant. Even voorbij de kerk bevonden we ons dan ook in de Rue Saint Jacques. Rechts kregen we een prachtige hoeve te zien. De Rue Saint Jacques volgend, bereikten we het kruispunt met de links gelegen Rue des Sablons. We veranderden bijgevolg van richting, tot we op het einde van deze weg, de Route de Vézannes bereikten, de C4. Op die manier waren we zowat om het dorp Bernouil gewandeld. We draaiden rechtsaf, verlieten Bernouil en volgden een bredere asfaltweg.

We konden vrij snel genieten van een weids panorama over de omliggende heuvels en dalen. De zon deed haar uiterste best, de graangewassen wat extra kleur te geven. De weg die we volgden draaide langzaam naar rechts, weg van Bernouil. We dwarsten na zowat 700 m een oude Romeinse heirbaan. Nog steeds de Route de Vézannes volgend, dienden we uit te kijken, volgens onze wandelgids althans, naar een tweede zijweg links, welke langzaam zou dalen naar een bosje. Voorlopig bleven we op de weg, een aantal bochten nemend. Een eerste zijweg links, bood toch de gelegenheid, om even een sanitaire pauze in te lassen. Nadien ging het verder, tot we de tweede zijweg bereikten. Hier daalden we vervolgens schuin links naar beneden via een kronkelende grasweg. We wandelden zowat evenwijdig met de hoger gelegen weg, tot we uiteindelijk beneden in het dal, Vézannes bereikten ter hoogte van de Rue de Bernouil. We gingen linksaf, richting kerk via de Grande Rue, de D51. Even verder, net vóór de Mairie, bevond zich een pleintje, voorzien van een picknicktafel. Het was inmiddels 09:40 uur geworden, tijd voor een hapje. We genoten dan ook van een stukje brood, wat kaas en worst. Konden ons even verfrissen aan het watertappunt en ondertussen toekijken, hoe het dagelijks leven in dit dorpje zich afspeelde. Een verlaten bushok, een eenzaam monument voor de gesneuvelden en een gesloten Mairie.

Tja, dan maar op weg, op zoek naar andere ervaringen of ontdekkingen. Tegenover de Mairie staken we een klein bruggetje over en bevonden ons vervolgens op de Route de Chablis. Een wegwijzer, net ter hoogte van de brug, had ons reeds een hint gegeven. Ter hoogte van de eerste bocht naar links, konden we een blik werpen op de rechts gesitueerde kerk, jammer genoeg alweer gesloten. Deze bochtige Route de Chablis liet ons vrij snel aan hoogte winnen en vrij snel verdween Vézannes in het dal. We staken even verder de HSL over, doch konden toch via de camera een beeld vangen van een snel voorbij razende trein. Eens de spoorweg over, begon pas het zware werk. De beklimming van een kronkelende weg van zowat 2,3 km lang en dat zonder een beetje schaduw. Het zouden zowaar lastige kilometers worden. Slechts een enkele fietser ontmoetten we op de lange weg omhoog. Gelukkig maakte het landschap heel wat goed, uitgestrekte graanvelden, heel wat ‘éoliennes’ en af en toe een stukje bos. Het voordeel van dergelijke soorten wegen is, je ziet lang op voorhand waar de weg eindigt. Uiteindelijk, de helling overwonnen, maakte de weg nagenoeg een haakse bocht naar links en trokken we doorheen een stukje bosgebied. Enkele honderden meters verder, verlieten we de openbare weg, teneinde een links gelegen onverharde weg op te gaan.

Vrij snel waren we doorheen het bos en kregen we voor ons uit het dal te zien. Het grindpad leidde ons in de richting van een splitsing, ter hoogte van een alleen staande boom. We hielden links aan en daalden af naar het verder gelegen Collan, waarvan we de eerste woningen reeds konden bemerken. Nog een paar hoogteverschillen dienden te worden overwonnen, alvorens we uiteindelijk Collan zouden bereiken. Enkele boeren waren reeds druk doende, de graanoogst binnen te halen met enorme machines en dat zorgde voor het nodige stof onderweg. Het grind maakte plaats voor asfalt en zo bereikten we de Rue de Méré. We daalden verder af langsheen een klein autokerkhof, annex volkstuintje om de D35, de Route de Tonerre te bereiken. We staken de drukke weg over en volgden aan de overzijde de Rue de Chablis. Via een buurtbewoonster vernamen we, dat zich even verder een bar bevond, alwaar iets kon worden gedronken. We volgden verder de Rue de Chablis en vervolgens de Rue de Vaucreuse, om te kunnen vaststellen, dat de bewuste zaak was gesloten. We kregen echter zicht op een pleintje met wasplaats wat verder op de Place de la Fontaine. Het was inmiddels 12:20 uur geworden, de hoogste tijd om een langere rustpauze te nemen en vooral een hapje te eten. Binnenin de wasplaats, troffen we een zitbank aan en hadden we de gelegenheid een kopje koffie te bereiden. Enkele boterhammen later, konden we zelfs genieten van een verfrissend voetbad, gezien de wasplaats werd voorzien van stromend koud bronwater. Een hele verademing voor de voetjes.

In de wasplaats troffen we een informatiebord aan, inzake het leven en werk van Saint-Robert, die een tijdje had verbleven in Collan. Hij stichtte onder andere de abdij van Cîteaux en het klooster van Molesmes. Een mooie Sint-Jacobsschelp sierde de ingang van deze wasplaats. Hogerop bevond zich de kerk van Collan, doch deze was niet meteen gelegen langsheen onze te volgen route. Na onze pauze keerden we op onze stappen terug via de Rue de Vaucreuse en vervolgens de Rue de Chablis, tot we gekomen waren op het punt, alwaar we Collan hadden bereikt. Aldaar bevond zich een Calvarie tegen de gevel van een woning. Eigenlijk hadden we hier bij onze aankomst zowat 180° dienen te draaien. Nu gingen we verder links doorheen de Rue de Rameau en kwamen alzo terecht op het traject van de GR654. Hier gingen we even in de fout, omwille van een onoplettendheid. We wandelden verder langsheen de weg, tot we een bocht verder bemerkten, dat we verkeerd gingen. Een felle beklimming tevergeefs dus. Dan maar opnieuw gedaald, tot we het juiste pad aantroffen, links van de weg. Opnieuw een beklimming langsheen een veldweg en zowaar nog steiler dan de vorige. We hadden voorheen te laat de wit-rode markeringen bemerkt, alsook het bordje met de vermelding ‘Circuit en Pays Tonnerois’, zelfs voorzien van een grote schelp. Nu, eenmaal terug op het juiste pad, overwonnen we al vlug te helling, om nadien onder enkele hoogspanningslijnen door te gaan. Nog altijd wandelden we tussen de ondertussen vertrouwde graanvelden, slechts hier en daar onderbroken door enkele windturbines.

Voobij de masten, dwarsten we een weg, om verder rechtdoor te wandelen. Geruime tijd later, maakten de graanvelden plaats voor de eerste wijngaarden. Ditmaal geen druiven met het oog op Champagne, maar we hadden het gevoel, Chablis kon niet meer veraf zijn. Vrij snel kregen we de eerste terrassen in zicht, alwaar de druiven genoten van het zonlicht. Inmiddels hadden we het gevoel, dat het tijdens de afgelopen uren nog warmer was geworden dan de dagen voorheen. Heel wat druivenstokken later en vooral heel wat kiezels, bereikten we beneden in het dal de D965, de Route de Tonerre. We kregen er vrijwel meteen de wegwijzers in zicht, richting centrum Chablis. We volgden bijgevolg de Route de Chablis naar rechts. Aan het eerste kruispunt ging het linksaf in de Avenue d’Oberwesel. Een ietwat rare benaming, doch een bord aan de overzijde van de weg liet ons weten, dat Chablis als zustersteden had: Oberwesel (D) en Ferrières (B). We stapten meteen voorbij de eerste wijnhuizen. Aan het einde van de weg bereikten we de brug over Le Serein. Voor de komende nacht hadden we immers een plaats gereserveerd op de gelijknamige caming langs het water, de Camping du Serein, doch vooreerst dienden we te zorgen voor wat mondvoorraad. We staken bijgevolg de brug over en volgden aan de overzijde de Rue des Deux Ponts, naar het eigenlijke centrum van Chablis en dat hield onder andere in, alweer een beklimming. Even verder bevonden we ons in de Rue Maréchal de Lattre de Tassigny en klommen verder tot aan een rechts gelegen pleintje, voorzien van een terras en bar, La Chablisienne. We lieten ons bijna letterlijk vallen op een stoel en bestelden onmiddellijk een grote ijskoude cola. Onze klok gad 16:20 uur aan en een thermometer in open lucht maar liefst 37°C. Geen wonder dat de Cola in no time was geledigd.

Na deze echt wel verdiende drankpauze, gingen we op zoek naar een winkel, teneinde wat voedingswaren aan te schaffen. We wandelden nog wat verder doorheen de Rue Maréchal de Lattre de Tassigny en de Rue Auxerroise, doch tevergeefs. We keerden dan maar op onze stappen terug. Op de terugweg en meteen richting camping, troffen we wat verder rechts van de weg een eerste interessante handelszaak aan, ‘Boucherie – Charcuterie – Traiteur. Binnen konden we alvast overgaan tot de aankoop van enkele flinke uit de kluiten gewassen gehaktballen in tomatensaus en wat broodbeleg, zijnde ham-preisla. Bijna in de buurt troffen we vervolgens een bakker aan, zodat we onze watervoorraad konden aanvullen, alsook brood voor de avond en volgende ochtend. Voorzien van het noodzakelijke, konden we nu op weg naar onze slaapplaats, tot we ter hoogte kwamen van de ‘Banque Populaire’. Plots stond aldaar Jérôme voor onze neus, de man die ons enkele dagen voordien had vervoerd van Ukkel naar Troyes. Het was een aangename ontmoeting en bovendien nog een verrassing, vermits de man even het bankgebouw inging en even later terugkeerde met een klein geschenkje. Hij had voor ons een wijnglas gevonden met daarop de inscriptie ‘Caves du Pélerin’. Een glas dat nu prijkt in één van onze vitrinekasten. We zouden elkaar de volgende ochtend nog even treffen, doch op aanraden later van de uitbaatster van de camping, kozen we een andere route.

Op weg naar de camping ging het nog even langsheen een fruitwinkel en daar konden we nog een tweetal nectarines en appels aankopen. We daalden dan terug af naar de brug over Le Serein, om vervolgens rechtsaf te gaan langs de Quai Paul Louis Courier. Enkele honderden meters verder bereikten we dan ook de Caming du Serein. We werden er onthaald door Anne-Marie, die haar secretariaat had ondergebracht onder een luifel. We verkregen er een stempel in het Compostelaboekje, betaalden de prijs voor een overnachting en huur van een tent en konden wat later beginnen met de installatie van ons onderkomen. We hadden er een ontmoeting met een Amerikaanse die ooit de Camino Francés had bewandeld en haar Ierse vriend, welke bijzondere interesse vertoonde voor onze wandelkar. We zouden elkaar de volgende ochtend wel spreken. We konden op de camping beschikken over een tweepersoons Quechua tent, doch hadden in eerste instantie een verkeerde plaats verkregen. Immers, tijdens onze maaltijd van warme gehaktballen, kwam de uitbaatster zich verontschuldigen en was zij ons vervolgens behulpzaam, het gehele zootje te verplaatsen, weliswaar, achteraf bekeken, naar een beter en rustiger plekje. We besloten de avond dan ook met een verkwikkende douche, een welkome afkoeling na een hete dag. Dat we de komende nacht, dan ook min of meer in open lucht sliepen, was enkel en alleen een gevolg van de warmte tijdens de nacht. Maar hoe kan je beter de slaap vatten, dan onder een heldere hemel en kijkend naar de duizenden sterren.

Deze dagetappe was goed voor 27899 stappen, 20,924 km, 937,1 cal in een wandeltijd van 05.23.04 uur.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten