Posts tonen met het label Bernouil. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Bernouil. Alle posts tonen

maandag 23 november 2020

419: Bernouil, Vrijdag 07 juli 2017, 20,924 km. (8556,121 km.)

“Vandaag waren we al toe aan onze vierde etappe, op weg van Troyes naar Vézelay. Ook deze dag begon vrij vroeg, aangezien onze gastheer, de premier adjoint de la Mairie, ons zou komen uitwuiven in Bernouil. Na een aangename en vooral rustige nacht in de Salle des Fêtes, waren we omstreeks 08:00 uur vertrekkensklaar, toen we nog even de tijd namen voor een praatje met de heer Fournillon en nadien samen poseerden voor enkele foto’s als aandenken. We verkregen bovendien nog een mooie stempel in het Compostelaboekje. Even later, omstreeks 08:20 uur konden we terug op weg. De zon stond reeds vrij hoog aan de hemel, het beloofde dus alweer een warme dag te worden. We verlieten de parking ter hoogte van de Mairie en begaven ons naar rechts op de Grande Rue. Na slechts enkele stappen kwamen we opnieuw tot stilstand, ter hoogte van de Église Saint-Jacques-le-Majeur, jammer genoeg niet toegankelijk. Dan maar enkele foto’s genomen van de buitenkant. Even voorbij de kerk bevonden we ons dan ook in de Rue Saint Jacques. Rechts kregen we een prachtige hoeve te zien. De Rue Saint Jacques volgend, bereikten we het kruispunt met de links gelegen Rue des Sablons. We veranderden bijgevolg van richting, tot we op het einde van deze weg, de Route de Vézannes bereikten, de C4. Op die manier waren we zowat om het dorp Bernouil gewandeld. We draaiden rechtsaf, verlieten Bernouil en volgden een bredere asfaltweg.

We konden vrij snel genieten van een weids panorama over de omliggende heuvels en dalen. De zon deed haar uiterste best, de graangewassen wat extra kleur te geven. De weg die we volgden draaide langzaam naar rechts, weg van Bernouil. We dwarsten na zowat 700 m een oude Romeinse heirbaan. Nog steeds de Route de Vézannes volgend, dienden we uit te kijken, volgens onze wandelgids althans, naar een tweede zijweg links, welke langzaam zou dalen naar een bosje. Voorlopig bleven we op de weg, een aantal bochten nemend. Een eerste zijweg links, bood toch de gelegenheid, om even een sanitaire pauze in te lassen. Nadien ging het verder, tot we de tweede zijweg bereikten. Hier daalden we vervolgens schuin links naar beneden via een kronkelende grasweg. We wandelden zowat evenwijdig met de hoger gelegen weg, tot we uiteindelijk beneden in het dal, Vézannes bereikten ter hoogte van de Rue de Bernouil. We gingen linksaf, richting kerk via de Grande Rue, de D51. Even verder, net vóór de Mairie, bevond zich een pleintje, voorzien van een picknicktafel. Het was inmiddels 09:40 uur geworden, tijd voor een hapje. We genoten dan ook van een stukje brood, wat kaas en worst. Konden ons even verfrissen aan het watertappunt en ondertussen toekijken, hoe het dagelijks leven in dit dorpje zich afspeelde. Een verlaten bushok, een eenzaam monument voor de gesneuvelden en een gesloten Mairie.

Tja, dan maar op weg, op zoek naar andere ervaringen of ontdekkingen. Tegenover de Mairie staken we een klein bruggetje over en bevonden ons vervolgens op de Route de Chablis. Een wegwijzer, net ter hoogte van de brug, had ons reeds een hint gegeven. Ter hoogte van de eerste bocht naar links, konden we een blik werpen op de rechts gesitueerde kerk, jammer genoeg alweer gesloten. Deze bochtige Route de Chablis liet ons vrij snel aan hoogte winnen en vrij snel verdween Vézannes in het dal. We staken even verder de HSL over, doch konden toch via de camera een beeld vangen van een snel voorbij razende trein. Eens de spoorweg over, begon pas het zware werk. De beklimming van een kronkelende weg van zowat 2,3 km lang en dat zonder een beetje schaduw. Het zouden zowaar lastige kilometers worden. Slechts een enkele fietser ontmoetten we op de lange weg omhoog. Gelukkig maakte het landschap heel wat goed, uitgestrekte graanvelden, heel wat ‘éoliennes’ en af en toe een stukje bos. Het voordeel van dergelijke soorten wegen is, je ziet lang op voorhand waar de weg eindigt. Uiteindelijk, de helling overwonnen, maakte de weg nagenoeg een haakse bocht naar links en trokken we doorheen een stukje bosgebied. Enkele honderden meters verder, verlieten we de openbare weg, teneinde een links gelegen onverharde weg op te gaan.

Vrij snel waren we doorheen het bos en kregen we voor ons uit het dal te zien. Het grindpad leidde ons in de richting van een splitsing, ter hoogte van een alleen staande boom. We hielden links aan en daalden af naar het verder gelegen Collan, waarvan we de eerste woningen reeds konden bemerken. Nog een paar hoogteverschillen dienden te worden overwonnen, alvorens we uiteindelijk Collan zouden bereiken. Enkele boeren waren reeds druk doende, de graanoogst binnen te halen met enorme machines en dat zorgde voor het nodige stof onderweg. Het grind maakte plaats voor asfalt en zo bereikten we de Rue de Méré. We daalden verder af langsheen een klein autokerkhof, annex volkstuintje om de D35, de Route de Tonerre te bereiken. We staken de drukke weg over en volgden aan de overzijde de Rue de Chablis. Via een buurtbewoonster vernamen we, dat zich even verder een bar bevond, alwaar iets kon worden gedronken. We volgden verder de Rue de Chablis en vervolgens de Rue de Vaucreuse, om te kunnen vaststellen, dat de bewuste zaak was gesloten. We kregen echter zicht op een pleintje met wasplaats wat verder op de Place de la Fontaine. Het was inmiddels 12:20 uur geworden, de hoogste tijd om een langere rustpauze te nemen en vooral een hapje te eten. Binnenin de wasplaats, troffen we een zitbank aan en hadden we de gelegenheid een kopje koffie te bereiden. Enkele boterhammen later, konden we zelfs genieten van een verfrissend voetbad, gezien de wasplaats werd voorzien van stromend koud bronwater. Een hele verademing voor de voetjes.

In de wasplaats troffen we een informatiebord aan, inzake het leven en werk van Saint-Robert, die een tijdje had verbleven in Collan. Hij stichtte onder andere de abdij van Cîteaux en het klooster van Molesmes. Een mooie Sint-Jacobsschelp sierde de ingang van deze wasplaats. Hogerop bevond zich de kerk van Collan, doch deze was niet meteen gelegen langsheen onze te volgen route. Na onze pauze keerden we op onze stappen terug via de Rue de Vaucreuse en vervolgens de Rue de Chablis, tot we gekomen waren op het punt, alwaar we Collan hadden bereikt. Aldaar bevond zich een Calvarie tegen de gevel van een woning. Eigenlijk hadden we hier bij onze aankomst zowat 180° dienen te draaien. Nu gingen we verder links doorheen de Rue de Rameau en kwamen alzo terecht op het traject van de GR654. Hier gingen we even in de fout, omwille van een onoplettendheid. We wandelden verder langsheen de weg, tot we een bocht verder bemerkten, dat we verkeerd gingen. Een felle beklimming tevergeefs dus. Dan maar opnieuw gedaald, tot we het juiste pad aantroffen, links van de weg. Opnieuw een beklimming langsheen een veldweg en zowaar nog steiler dan de vorige. We hadden voorheen te laat de wit-rode markeringen bemerkt, alsook het bordje met de vermelding ‘Circuit en Pays Tonnerois’, zelfs voorzien van een grote schelp. Nu, eenmaal terug op het juiste pad, overwonnen we al vlug te helling, om nadien onder enkele hoogspanningslijnen door te gaan. Nog altijd wandelden we tussen de ondertussen vertrouwde graanvelden, slechts hier en daar onderbroken door enkele windturbines.

Voobij de masten, dwarsten we een weg, om verder rechtdoor te wandelen. Geruime tijd later, maakten de graanvelden plaats voor de eerste wijngaarden. Ditmaal geen druiven met het oog op Champagne, maar we hadden het gevoel, Chablis kon niet meer veraf zijn. Vrij snel kregen we de eerste terrassen in zicht, alwaar de druiven genoten van het zonlicht. Inmiddels hadden we het gevoel, dat het tijdens de afgelopen uren nog warmer was geworden dan de dagen voorheen. Heel wat druivenstokken later en vooral heel wat kiezels, bereikten we beneden in het dal de D965, de Route de Tonerre. We kregen er vrijwel meteen de wegwijzers in zicht, richting centrum Chablis. We volgden bijgevolg de Route de Chablis naar rechts. Aan het eerste kruispunt ging het linksaf in de Avenue d’Oberwesel. Een ietwat rare benaming, doch een bord aan de overzijde van de weg liet ons weten, dat Chablis als zustersteden had: Oberwesel (D) en Ferrières (B). We stapten meteen voorbij de eerste wijnhuizen. Aan het einde van de weg bereikten we de brug over Le Serein. Voor de komende nacht hadden we immers een plaats gereserveerd op de gelijknamige caming langs het water, de Camping du Serein, doch vooreerst dienden we te zorgen voor wat mondvoorraad. We staken bijgevolg de brug over en volgden aan de overzijde de Rue des Deux Ponts, naar het eigenlijke centrum van Chablis en dat hield onder andere in, alweer een beklimming. Even verder bevonden we ons in de Rue Maréchal de Lattre de Tassigny en klommen verder tot aan een rechts gelegen pleintje, voorzien van een terras en bar, La Chablisienne. We lieten ons bijna letterlijk vallen op een stoel en bestelden onmiddellijk een grote ijskoude cola. Onze klok gad 16:20 uur aan en een thermometer in open lucht maar liefst 37°C. Geen wonder dat de Cola in no time was geledigd.

Na deze echt wel verdiende drankpauze, gingen we op zoek naar een winkel, teneinde wat voedingswaren aan te schaffen. We wandelden nog wat verder doorheen de Rue Maréchal de Lattre de Tassigny en de Rue Auxerroise, doch tevergeefs. We keerden dan maar op onze stappen terug. Op de terugweg en meteen richting camping, troffen we wat verder rechts van de weg een eerste interessante handelszaak aan, ‘Boucherie – Charcuterie – Traiteur. Binnen konden we alvast overgaan tot de aankoop van enkele flinke uit de kluiten gewassen gehaktballen in tomatensaus en wat broodbeleg, zijnde ham-preisla. Bijna in de buurt troffen we vervolgens een bakker aan, zodat we onze watervoorraad konden aanvullen, alsook brood voor de avond en volgende ochtend. Voorzien van het noodzakelijke, konden we nu op weg naar onze slaapplaats, tot we ter hoogte kwamen van de ‘Banque Populaire’. Plots stond aldaar Jérôme voor onze neus, de man die ons enkele dagen voordien had vervoerd van Ukkel naar Troyes. Het was een aangename ontmoeting en bovendien nog een verrassing, vermits de man even het bankgebouw inging en even later terugkeerde met een klein geschenkje. Hij had voor ons een wijnglas gevonden met daarop de inscriptie ‘Caves du Pélerin’. Een glas dat nu prijkt in één van onze vitrinekasten. We zouden elkaar de volgende ochtend nog even treffen, doch op aanraden later van de uitbaatster van de camping, kozen we een andere route.

Op weg naar de camping ging het nog even langsheen een fruitwinkel en daar konden we nog een tweetal nectarines en appels aankopen. We daalden dan terug af naar de brug over Le Serein, om vervolgens rechtsaf te gaan langs de Quai Paul Louis Courier. Enkele honderden meters verder bereikten we dan ook de Caming du Serein. We werden er onthaald door Anne-Marie, die haar secretariaat had ondergebracht onder een luifel. We verkregen er een stempel in het Compostelaboekje, betaalden de prijs voor een overnachting en huur van een tent en konden wat later beginnen met de installatie van ons onderkomen. We hadden er een ontmoeting met een Amerikaanse die ooit de Camino Francés had bewandeld en haar Ierse vriend, welke bijzondere interesse vertoonde voor onze wandelkar. We zouden elkaar de volgende ochtend wel spreken. We konden op de camping beschikken over een tweepersoons Quechua tent, doch hadden in eerste instantie een verkeerde plaats verkregen. Immers, tijdens onze maaltijd van warme gehaktballen, kwam de uitbaatster zich verontschuldigen en was zij ons vervolgens behulpzaam, het gehele zootje te verplaatsen, weliswaar, achteraf bekeken, naar een beter en rustiger plekje. We besloten de avond dan ook met een verkwikkende douche, een welkome afkoeling na een hete dag. Dat we de komende nacht, dan ook min of meer in open lucht sliepen, was enkel en alleen een gevolg van de warmte tijdens de nacht. Maar hoe kan je beter de slaap vatten, dan onder een heldere hemel en kijkend naar de duizenden sterren.

Deze dagetappe was goed voor 27899 stappen, 20,924 km, 937,1 cal in een wandeltijd van 05.23.04 uur.”

zondag 22 november 2020

418: Ervy-le-Châtel, Donderdag 06 juli 2017, 24,982 km. (8535,197 km.)

“Een nacht doorbrengen in een stapelbed, dat nota bene, net niet lang genoeg was, is in elk geval niet bevorderlijk voor een gezonde nachtrust. Bovendien, ook deze dag begon vrij vroeg, daar we immers op een degelijk uur wilden van start gaan, gelet op alweer een warme en zonnige dag. We begonnen onze dag dan ook met het vertrouwde ochtendtoilet, een ontbijtje en het inpakken van de bagage. Daarna volgde het opkuisen van de studio, immers iedereen wil toch terecht komen in een net onderkomen. De klok gaf dan ook reeds 08:00 uur aan, toen we onze slaaplaats konden verlaten, om een volgende etappe aan te vatten op weg naar Vézelay. Eenmaal in open lucht, bemerkten we alweer een blauwe hemel en reeds een stralende zon. Dat beloofde voor de rest van de dag. We verlieten dan ook het steegje, richting Rue Pierre Roch Vigneron. Vandaar wandelden we opnieuw naar de rotonde, alwaar we de vorige avond Ervy-le-Châtel hadden bereikt. Vooreesrst volgden we aan de overzijde de Boulevard des Grands Fossés, tot aan de korenbeurs. Immers, we dienden in eerste instantie te zorgen voor wat mondvoorraad. Tegenover dit historische gebouw bevond zich een ‘boulangerie’ en daar konden we overgaan tot de aankoop van een tweetal croissants, twee rozijnenkoeken en twee chocoladebroodjes. Voldoende om de dag door te komen tenminste.

Onze dagtocht voor vandaag zou zowat 19,9 km bedragen, zonder omwegen vanzelfsprekend. Eenmaal alles in gereedheid konden we uiteindelijk op weg. We namen nog een foto van de korenbeurs en wandelden terug in omgekeerde richting. Naast de korenbeurs troffen we een pleintje aan voorzien van enkele zitbanken, geheten ‘Square Jean Druot’, vernoemd naar de voormalige burgemeester van Ervy-le-Châtel. We zetten onze weg verder tot aan de rotonde, gelegen ter hoogte van de Mairie en volgden aldaar links de D374, de Boulevard Belgrand. Uiteraard lieten we niet na de Mairie, in dit geval ‘Hotel de Ville’ op de digitale plaat vast te leggen. Aan het begin van deze Boulevard Belgrand, troffen we op het trottoir een kilometerpaal aan met de afstand naar Santiago de Compostela, naar verluid nog 2010 km. Op de keerzijde de afstand naar de zusterstad Stoumont, 400 km. Even verderop een vertrouwd monument voor de gesneuvelden tijdens de recente wereldoorlogen. De Boulevard Belgrand volgend, bereikten we even later de Place Danton. Via een kort stukje Rue Danton, arriveerden we ter hoogte van de Rue Marin Noël des Vergers. Licht dalend doorheen deze smalle straat rechts en vervolgens links doorheen de Rue du Dr. Roux, ging het opnieuw rechtsaf in de Rue Victor Hugo. Op het einde van de weg, bereikten we opnieuw de D374, ditmaal de Rue Alexandre Ledru Rollin.

We dwarsten de vrij drukke weg en wandelden naar rechts, via een korte beklimming, tot aan een schuin links gelegen graspad ter hoogte van een bocht op de D374. Het weggetje volgend, bereikten we even verderop een voormalig overwachtershuisje aan een spoorlijn buiten gebruik. Aan de overzijde van de sporen, ging het meteen rechtsaf, teneinde evenwijdig met de sporen zowat 500 m verder te stappen, via de Chemin de l’Hermitage, tot aan een viaduct over de spoorlijn, dit ter hoogte van de D122. Net vóór de D122, gingen we via een grindpad links, in de richting van het nabij gelegen bos. Volgens onze wandelgids, zouden we nu een mooie, rechte laan van zowat 2,3 km volgen doorheen het bos. Het grind maakte vrij snel plaats voor aarde en een slagboom later, kwamen we terecht in een modderige, stuk gereden bosweg, alwaar het werkelijk zoeken was, een begaanbare strook te vinden. Omwille van grote boswerkzaamheden en het gebruik van enorm bostractoren, was de beloofde laan, omgetoverd tot een ware hel. Op sommige plaatsen was de modderlaag zowat een halve meter hoog en dienden we werkelijk over takken en boomstammen te klimmen, teneinde niet de verzuipen in deze chaotische weg. Er ging dan ook heel wat tijd verloren, alvorens we het andere uiteinde van het bos konden bereiken.

Even verademing zoekend, ging het op het einde van deze beproeving linksaf op een grindpad, parallel met de rand van het bos. We hielden dan ook even halt ter hoogte van de eerste gevelde boom, die zich leende tot een rust- eetpauze. Het was inmiddels 09:50 uur geworden en we hadden nog geen vijf kilometer afgelegd. Toch konden we, gezeten op een kanjer van een boom, genieten van een chocoladebroodje en een slokje water. Ondertussen werd gepoogd, de meeste modder van het schoeisel te verwijderen. Na deze innerlijke versterking, wandelden we verder langsheen de bosrand, om nadien naar rechts verder een grindweg, de Rue du Poirier op te gaan. Dit pad bracht ons tot slot tot op het kruispunt met de D87A, ter hoogte van het ‘hameau’ Le Mesnil. Onze tocht ging verder via de links gelegen D192, inde richting van het verderop gelegen Mézières, volgens wegwijzers ter plaatse, slechts 1 km. Een smalle, kaarsrechte asfaltweg, liet ons stilaan ervaren, dat het een warme dag zou worden. We wandelden opnieuw in de blakende zon, het zou alleen nog maar erger worden de komende dagen. We overschreden een smalle waterloop en een bocht later, bereikten we ondertussen Mézières, via de Rue de Prévént. Eenmaal ook dit gehucht voorbij, kwamen we terecht op het kruispunt met de D443. We dwarsten deze Grande Rue, om aan de overzijde verder te gaan in de richting van Flogny-la-Chapelle. Volgens een wegwijzer, zowat 7 km te gaan.

We begonnen dan ook aan de weg daarheen, via de Rue de Flogny, zijnde de D192A. In onze wandelgids, ondertussen reeds editie 2014, was sprake van een bosweg links, na zowat 150 m. Helaas, van de betreffende bosweg, geen spoor meer waar te nemen. De blauw-gele markeringen volgend, ging het via de Rue de Flogny verder in dezelfde richting. We verlieten wat later het grondgebied van Mézières en bereikten een Y-splitsing op de weg. Hier verlieten we de D192A en begaven ons op de D192B links. De weg draaide wat later licht naar rechts en ging in dalende lijn naar de ingang van het ‘Forêt Communale de Flogny-la-Chapelle’. Het was inmiddels vrij warm geworden en we waren dan ook bijzonder verheugd, dat de weg het bos had bereikt. We konden nu even genieten van wat schaduw af en toe. Inmiddels hadden we al behoorlijk wat water verbruikt en we zagen nog niet meteen kans de voorraad aan te vullen. De smalle asfaltweg doorheen het bos maakte af en toe een flauwe bocht, doch ging in hoofdzaak bijna in kaarsrechte lijn. Enkele lichte hoogteverschillen onderweg werden vlot genomen. Onderweg doorheen dit uitgestrekte Forêt, overschreden we de grens tussen de departementen Aube en Yonne. Korte tijd later bereikten we een jachthut, geheten ‘La Vieille Forêt’. De deur van de hut was niet slotvast, dus konden we binnen even gebruik maken van tafel en stoelen, om even het middagmaal te nuttigen. Inmiddels waren we de klok van 11:45 uur nabij. Een grote rozijnenkoek was aan de orde.

Na een verdiende rustpauze, verlieten we de hut en wandelden verder langsheen de D192B door het bos. Toen we wat later arriveerden ter hoogte van de bosrand, maakten we nog even tijd om een kopje koffie te bereiden. Het was toen reeds een klein uurtje later. We konden gebruik maken van de nagenoeg verkeersvrije asfaltweg, om onze campingbrander veilig op te stellen. Eenmaal de koffie te hebben genuttigd, zetten we onze tocht verder. We verlieten het bos en kwamen bijna tezelfdertijd terecht in een gele oase van zonnebloemen. Zover het oog kon zien, evenzo ver zagen we niets anders dan deze prachtige bloeiende planten. We bevonden ons inmiddels op de Rue de la Forêt. We naderden de eerste huizen van Flogny-la-Chapelle, ter hoogte van een parkje rechts van de weg. Er bevonden zich enkele picknicktafels, speeltuigen voor de kinderen, een kleine vijver… maar het watertappunt, waarvan sprake in onze wandelgids, was blijkbaar in rook opgegaan. We wandelden tevergeefs doorheen het parkje en doorzochten elk hoekje, maar de kraan was verdwenen. Dan maar ergens anders op zoek naar drinkbaar water. We vervolgden dan maar onze weg langs de Rue de la Forêt, tot we zowat 500 m verder linksaf gingen in de Rue de la Mouillère. Onderweg kwamen we langsheen de watertoren, met links daarvan een begraafplaats. We hadden dan ook geluk, aldaar een watertappunt aan te treffen. Weliswaar niet meteen drinkbaar, maar toch voldoende om even het hoofd en de armen wat verkoeling te geven. Een zitbank in de buurt diende even tot rustpauze.

Amper vijf minuten later was het hoofdhaar al opnieuw droog, zo warm was het alweer die dag. We lieten vervolgens de watertoren links liggen en stapten verder in de Rue de la Mouillère. Op het einde van de straat, bereikten we ter hoogte van een kleine rotonde, getooid met een enorme kastanjeboom, de Place du Caron en tevens de D236. Rechts bemerkten we de kerk van Flogny-la-Chapelle. Terwijl maatje even ging plaats nemen op een zitbank ter hoogte van de Rue des Fossés Sud, begaven we ons via de Grande Rue, richting kerk, in de hoop er één of andere handelszaak te treffen. Een tiental minuten later stonden we opnieuw aan de kleine rotonde, weliswaar met lege handen. Geen enkele winkel in de onmiddellijke nabijheid. We wandelden dan maar verder via de D236, de Rue de l’Armançon, richting ‘Canal de Bourgogne’. Het ging dan ook gestaag naar beneden, tot we iets verder de gevaarlijke en drukke D905 bereikten. We dwarsten de weg en begaven ons aan de overzijde verder via het industrieterrein ‘Z.A. Le Forneau’. Het eerste bedrijf dat we daar troffen, heette Mansanti T.P., we aarzelden dan ook niet om het bedrijf te betreden.

We werden er in elk geval hartelijk onthaald en verkregen vrijwel meteen enkele glazen gekoeld mineraalwater. Bovendien werd nog een leeg flesje gevuld en konden we de dorst even vergeten. Bij onze thuiskomst nadien, werd dan ook een postkaartje verzonden als bedanking aan de beide dames in het kantoor van het bedrijf. Een blijvende herinnering werd aangebracht in ons Compostelaboekje aan de hand van een bedrijfsstempel. Terug op pad omstreeks 12:15 uur, daalden we nog even verder af, tot we de brug bereikten over het ‘Canal de Bourgogne’. We staken vervolgens het kanaal over en begaven ons naar links, om het jaagpad te volgen. Een begaanbaar grindpad, af en toe voorzien van wat schaduw, liet ons tevens genieten van de bewegingen in het water. Scholen kleine visjes, bewogen zich pijlsnel doorheen het water. Soms ontbraken rechts van het jaagpad de bomen en dan voelden we meteen opnieuw de hitte van de zon. Na geruime tijd het jaagpad te hebben gevolgd, bereikten we omstreeks 15:00 uur, ter hoogte van een brug, de sluis van Charrey. Net op dat moment werd een luxejacht door de sluis geleid. Het was ook het ideale moment, onze waterflessen te vullen, vermits het sluiswachtershuisje aan de buitenzijde was voorzien van een watertappunt. Volgens de bedienster van de sluis, drinkbaar water, daar de leiding was aangesloten op het huisnet. In elk geval smaakte het water naar behoren en bovendien konden we even het hoofd wat afkoelen.

We wandelden vervolgens de sluis voorbij en volgden verder het jaagpad langsheen het kanaal. We bevonden ons toen opnieuw even in het departement Aube. Na zowat 700 m het jaagpad te hebben bewandeld, verlieten we ter hoogte van een bocht naar rechts het kanaal. Via een brug staken we de Armançon over en volgden de asfaltweg, de Champs du Moulin, richting Roffey. Na een tweetal bochten en eens voorbij het gebladerte van de bomen, bemerkten we reeds in de verte de plaatselijk kerk van Roffey. Een nagenoeg haakse bocht naar rechts, liet ons een kaarsrechte weg zien, naar het dorp. We bevonden ons terug onder een brandende zon. Gekomen aan het einde van de weg, ging het via een viaduct over de spoorweg en bereikten we een kruispunt ter hoogte van de D43, de Rue des Sardins. We sloegen linksaf en stapten in de schaduw van de huizen, naar het pleintje ter hoogte van de kerk. Net vóór de kerk links, bevonden zich enkele schaduwrijke zitbanken, zodoende konden we aldaar even pauzeren. Het was inmiddels 16:10 uur geworden en volgens onze wandelgids hadden we nog zowat 3 km te gaan tot onze eindbestemming, Bernouil. Aan de overzijde van de Rue des Sardins bevond zich een waterkraan, doch niet voorzien van drinkbaar water. We konden ons dus enkel maar wat opfrissen.

Terwijl we even genoten van wat rust, arriveerde ter hoogte van het pleintje een kleine schoolbus. Enkele kinderen verlieten de bus, opgewacht door hun moeder. We aarzelden dan ook niet om een van de moeders aan te spreken, met de vraag of we ergens in de buurt konden overgaan tot de aankoop van water of frisdranken. Helaas, was er geen enkele winkel in het dorp. Maar behulpzaam als zo vaak de afgelopen dagen, werden we even later voorzien van een tweetal flessen koud spuitwater. Een hemels geschenk zou je kunnen stellen. De dame in kwestie wenste echter geen enkele vergoeding. We hebben dan, zoals beloofd aan het dochtertje een mooie prentkaart verzonden na onze thuiskomst. Hierbij dan ook een woord van dank aan de mama van Lauriane Bernard uit Roffey. Na onze laatste rustpauze van de dag, kwamen we wat moeizaam terug op gang, doch vrij snel, wandelden we als voorheen. We verlieten ons rustplekje, staken de Rue des Sardins over en volgden aan de overzijde de Rue aux Comtes. Gelukkig hadden we even voorheen een rustpauze genomen, vermits een lange en steile beklimming zich aankondigde. Het ging dan ook behoorlijk langzaam door de Rue aux Comtes. Eenmaal aan het einde van de weg, verlieten we het asfalt en kwamen terecht op een grind- en grasweg. We hadden de steile klim achter de rug en konden even achterom zien, naar het lager gelegen Roffey. We hielden verder dezelfde richting aan, kregen nog enkele hoogteverschillen te verwerken en naderden stilaan Bernouil.

Tussen alweer eindeloos lijkende graanvelden, ondertussen genietend van de verse watervoorraad, konden we toch stilaan de kilometers in de benen voelen. Met het dorp Bernouil reeds in zicht, ging het nog heel even doorheen een klein stukje bos, onder een hoogspanningslijn door, om vervolgens de laatste klim aan te vatten naar het dorp. We bereikten Bernouil dan ook via de Rue de la Rose. We hielden rechts via de Route de Vézannes en vervolgens linksaf in de Grande Rue. Hier konden we ervaren hoe de zolen van onze wandelschoenen bleven kleven aan het gesmolten asfalt van de weg. Enkele meters verder arriveerden we ter hoogte van de Mairie, eindpunt van deze dagtocht. Het was ondertussen exact 17:30 uur. Gezeten op de trappen van de Mairie, namen we vervolgens telefonisch contact op met onze gastheer, Dominique Fournillon, premier adjoint de la Mairie. We kregen de man niet aan de lijn, dus werd een boodschap ingesproken. Even later werden we gecontacteerd, dat de man momenteel was verhinderd, doch hij zou iemand ogenblikkelijk sturen teneinde ons op te vangen. Luttele momenten later arriveerde de broer ter plaatse en opende voor ons de ‘Salle des Fêtes’, in hetzelfde gebouw. We konden er beschikken over de ruime feestzaal als slaapgelegenheid en hadden een keuken ter beschikking, toilet, enz. Een hotel voor de pelgrims als het ware. Bovendien berzorgde de man ons nog een fles gekoeld fruitsap en twee flessen spuitwater, daar er in Bernouil geen handelszaken aanwezig waren.

De volgende ochtend zou de premier adjoint ons wel even komen begroeten alvorens onze start van de volgende etappe. Na een wasbeurt en de installatie van onze slaapgelegenheid, konden we nog even genieten van een laat avondmaal. Teneinde de dag af te sluiten, konden we via de nooduitgang nog even terecht in een perkje achter de Mairie om daar nog wat te verpozen en vooral te genieten van een prachtige zonsondergang. Hoe kan men een dagtocht in Frankrijk beter afronden, dan op een dergelijke manier. Deze etappe vandaag was uiteindelijk goed voor 33310 stappen, 24,982 km, 1162,8 cal in een tijd van 06.13.39 uur.”